de fietsen redder

Niemand is zo gek op fietsen als Bart. Maar tijdens een stevige herfststorm lijkt zijn liefde voor tweewielers hem fataal te worden.

Midden in de nacht wakker worden is niets vreemds voor Bart. Iedere nacht rond dezelfde tijd staat hij op, gaat naar de wc, en kruipt daarna snel weer terug in bed, onder het warme donzen dekbed. Maar afgelopen nacht is hij meerdere keren uit bed gestapt. En niet om te plassen.

fietsen

 

Bart heeft gisteravond het weerbericht van het acht uur journaal gezien. De weervrouw kondigde een zware depressie aan. Een heuse zuidwester storm. De weerlijnen, of isobaren zoals die eigenlijk heten, lagen op de tv-weerkaarten bijzonder dicht bij elkaar. Bart was tijdens de presentatie van het weerbericht vlak voor de tv gaan zitten, op zijn knieën, en trok met zijn vinger een lijn over het scherm, precies waar de kern van de storm heen zou trekken. Er ging op dat moment een rilling lang zijn ruggengraat. De storm zou die nacht namelijk regelrecht over zijn huis denderen. Al was het niet de zware storm depressie waardoor zijn angst werd aangewakkerd.

 

In slaap komen ging die zaterdagavond niet makkelijk. Na een uur lag Bart nog klaarwakker. Hij hoorde hoe buiten de wind langzaam maar zeker aan het aantrekken was. Met joelende vlagen, langs het huis en door de bomen. Voor het huis staan hoge populieren waar nog maar enkele bladeren aan de takken hangen. Als de wind uit het niets hard aantrekt dan maakt dat een suizend en fluitend geluid langs de laatste blaadjes en dunne takken. Diezelfde windvlagen lijken met de hoeken en rondingen van de gevel van het huis en het pannendak een stormachtige melodie te willen spelen, maar Bart kan er geen wijs uit worden. Uiteindelijk moet hij afgelopen nacht toch in slaap zijn gevallen want hij schrok halverwege de nacht wakker van een enorm harde windvlaag, wat gepaard ging met blazende en zuchtende tonen. Hij hoorde zelfs een dakpan klapperen.

 

 

fietsen redden

 

Het is licht buiten. Bart heeft het dekbed van zich afgeslagen en zit op de rand van het bed. Hij bukt iets voorover en schuift het gordijn voor het raam opzij waardoor hij de kruin van de hoge populier voor het huis kan zien. Het valt hem direct op dat er geen enkel blad meer aan de takken van de populier hangt. Hij staat op van het bed en kijkt door het raam naar beneden. De straat is bezaaid met grote bladeren. Veel van die bladeren zijn nog grotendeels groen, valt Bart op. De stevige zuidwester heeft alle laatste bladeren letterlijk van de takken afgerukt.

 

Bart tuurt door het raam en voelt onrust in zijn hoofd en lichaam opkomen. Zijn hart klopt sneller en zijn hoofd wordt warm. Dagen zoals deze kan hij elk jaar op zijn hand tellen, en hij weet ook heel goed dat hij er niet onder uit kan. Maar als er dan toch weer zo’n dag aanbreekt dan slaat de paniek als vanzelf toe.

 

Mensen zoals Bart kom je niet vaak tegen. En al zeker niet in een stad als Amsterdam. Iedereen doet zijn of haar eigen ding. Bart doet ook zijn eigen ding. Maar hij heeft daarnaast een enigszins eigenaardige eigenschap. Hij heeft namelijk een zwak voor fietsen. Er is niets dat Bart zo fascineert als een fiets. Dat is al zo vanaf het moment dat Bart zich kan herinneren. De liefde voor de populaire Nederlandse tweewieler heeft in het volwassen leven van Bart een heel bijzondere plek ingenomen. Hij wordt heel verdrietig als hij een fiets op straat ziet liggen. Voor Bart is het ondenkbaar dat een fiets op straat ligt. Of op de stoep. Een fiets hoort gewoonweg niet te liggen. Die moet staan, of rijden. Punt.

 ***

Het begon vrij onschuldig, niet lang nadat Bart in het centrum van Amsterdam kwam wonen. Als hij op straat een fiets zag liggen dan liep hij er naar toe en zette de fiets overeind. Hij keek dan altijd of de standaard wel stevig genoeg was en of de fiets niet beschadigd is geraakt door de spontane val op de harde stenen van de straat, of stoep. Pas als Bart er zeker van was dat de fiets niet nogmaals kon omkukelen vervolgde hij zijn weg.

Nu, ruim tien jaar later, is de fiets-fascinatie bij Bart een beetje doorgeslagen. Werken doet hij al jaren niet meer. Bart vindt dat ook helemaal niet zo boeiend want hij heeft het elke dag druk genoeg met het oprapen van fietsen. Elke dag struint Bart door de straten en steegjes van Mokum om omgevallen fietsen rechtovereind te zetten.

Het komt wel eens voor dat Bart tijdens een fietstochtje door de stad langs de weg een fiets ziet liggen. Zomaar, midden op straat. Soms zelfs met een kinderzitje. In zo’n situatie krijgt Bart een brok in zijn keel en weet hij niet hoe snel hij moet remmen om de arme fiets op te rapen. Hij begrijpt niet dat andere mensen gewoon voorbij lopen. Überhaupt voorbij kúnnen lopen, alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat een fiets, met kinderzitje nota bene, plat op de straat of de stoep ligt. “Die raap je toch op!” schreeuwt hij dan elke keer weer hardop in het luchtledige terwijl hij de fiets overeind zet. Vaak slaat zijn stem dan over.

Gelukkig regent het niet zo hard. De wind waait nog wel stevig en af en toe zitten er sterke rukwinden tussen de vlagen. Bart zucht diep en kleedt zich aan. Hij slaat vanmorgen de koffie maar een keer over. Cafeïne heeft hij toch niet nodig want het idee dat de stad bezaait ligt met fietsen heeft het adrenaline niveau in zijn lijf al flink doen stijgen. Hij snapt maar niet hoe mensen zo achteloos hun tweewieler kunnen neerzetten, wetende dat er een storm op komst is. En ook al is er geen zwaar weer op komst begrijpt Bart maar niet hoe mensen hun dierbare fiets kwetsbaar achter kunnen laten. Zelf parkeert Bart zijn fiets altijd tegen een hek, of in een stalling. Hij zal nooit zijn fiets op de standaard ergens achter laten. Het risico dat een windvlaag zijn fiets omver zou blazen is veel te groot en zou hij zichzelf nooit kunnen vergeven.

 ***

Het is zondag dus de meeste mensen liggen nog in bed. Bart hoeft niet ver te wandelen voordat hij de eerste fiets op straat ziet liggen. Hij veegt de bladeren van de wielen en tilt de fiets op. Met zijn handen veegt hij over het frame om nog wat kleine takjes en bladeren te verwijderen en plaatst de tweewieler dan tegen de muur van het gebouw. Hierna neemt Bart een stapje naar achteren, kijkt enkele seconden aandachtig naar de fiets en knikt dan tevreden. Hierna wandelt Bart richting het Muntplein en Rembrandtplein. Hij weet dat daar de ravage het grootst is. Het zaterdagavond volk, dat niet meer in staat was om op de fiets naar huis te gaan en voor een taxi koos, hebben hun fiets achter gelaten in het uitgaansgebied. Uit ervaring weet Bart dat er wel honderden fietsen omgewaaid kunnen zijn.

Na een uur wandelen door de Amsterdamse straten heeft Bart zo’n 30 fietsen van de straten geplukt en tegen een hek, boom of muur gezet. Hij checkt bij elke fiets of er geen beschadigingen zijn. Als hij ziet dat de fiets bijvoorbeeld, een kapotte bel of kettingkast heeft, dan pakt Bart zijn pen en notitieblok, en laat een bericht voor de eigenaar van de fiets achter;

“ Uw fiets lag op straat, vast omgewaaid. Ik heb het opgeraapt en tegen de muur gezet. Let u er op dat de bel het niet meer doet! Afz; de fietsen redder.”

Bart zet er nooit zijn naam onder. Intussen weten de mensen toch wel dat hij de fietsen redder is. De ouwetjes in de binnenstad noemen hem ‘Piet Fiets’. Ze weten zijn echte naam niet. Bart vindt het allemaal prima. Al zou hij liever zien dat zij ook eens de handen uit de mouwen staken en een omgevallen fiets oprapen. Ook als die niet van hen zelf is.

“Hé, Piet” klinkt boven Bart zijn hoofd.

Bart kijkt op en ziet een dame met krulspelden in het haar uit het raam op de derde etage hangen. Een stevige windvlaag blaast op dat moment een roodbruin kastanje blad tegen het gezicht van Bart. In een reflex beweging slaat hij het blad van zijn gezicht en knippert met zijn ogen. Hij kijkt weer op naar de vrouw in het raam.

“D’r kom nog meer wind an, zeggen ze net op de radio” gilt de krulspelden dame naar beneden. “’Ik zou maar maken da ’k naar binnen ga, als ik jou was, Piet!”

Bart schudt zijn hoofd. “Nee, niks daarvan. Des te meer reden om door te blijven gaan en al die arme fietsen redden.”

De krulspelden dame schudt haar hoofd. “Maffe idioot” mompelt ze bijna onhoorbaar en verdwijnt naar binnen. Met een harde klap doet ze het raam dicht.

***

Bart sjokt verder door opgewaaide stapels herfstbladeren en tilt om de paar meter een fiets op om die vervolgens rechtop te zetten. Nu hij weet dat er nog een storm in aantocht is let hij er nog beter op dat de fiets niet weer kan omwaaien. Alle fietsen die hij nu overeind plaatst zet hij iets schuiner neer zodat ze steviger staan en een flinke rukwind kunnen weerstaan.

Bij het Muntplein aangekomen slaat Bart zijn hand voor zijn mond. Hij schrikt van het grote aantal fietsen dat daar door elkaar en over elkaar heen ligt. Alsof er honderden fietsen uit de hemel gevallen zijn. Eén grote fietsenbende. En wat Bart nog erger vindt is dat er ook een aantal scooters liggen. Hij telt er zomaar tien. Voor Bart zijn scooters een soort schildpadden. Als die op hun rug liggen komen ze nooit meer overeind en gaan ze dood. Bart tilt daarom als eerste de scooters overeind, en checkt per scooter of er geen al te grote beschadigingen door de harde val zijn ontstaan. Bij elke scooter laat Bart een notitie achter. Met een nietmachine bevestigd Bart het stukje papier aan de sturen van de scooters. Hij heeft alle scooters tegen elkaar aan gezet, zo dicht mogelijk tegen de bebouwing aan de Kalverstraat zijde zodat de wind minimaal vat op de scooters kan krijgen.

Bart kijkt naar de rij scooters, knikt tevreden en draait zich om naar de honderden fietsen die kris kras door elkaar heen liggen, midden op straat en op het plein. Hij zucht diep en maakt aanstalten om de eerste fiets op te rapen. Maar dan klinkt er een vreemd geluid in de verte. Bart kijkt op. Het geluid lijkt op dat van een aanstormende locomotief, maar hij staat midden op straat waar alleen tramrails ligt. Treinen komen hier niet, en al helemaal geen locomotieven. Toch is het geluid dat Bart hoort nog het beste te omschrijven als een vrachttrein in volle vaart. Per seconde wordt het geluid harder, en harder. Zo hard dat de oren van Bart er bijna van knappen.

Dan ziet Bart wat de veroorzaker van oorverdovende geluid is. Uit de grijze luchten boven hem dalen grote plukken donkere wolken neer. De flarden wolken klonteren al cirkelend samen en draaien onrustig in het rond. De slierten wolken worden hierdoor nog donkerder en vormen met elkaar een gitzwarte slurf. Deze slurf bungelt schuin boven Bart over het Muntplein, niet ver boven de honderden fietsen. Bart doet snel een paar stappen naar achter. Om de slurf heen zwiepen flarden donkere en witte wolken alle kanten op. Bart moet zijn ogen toeknijpen omdat er stof en zand in zijn gezicht word geblazen.

Door de spleten van zijn ogen ziet Bart hoe de slurf langzaam verder naar beneden komt. Het zand en vuil wordt nu nog harder in zijn gezicht geblazen. Zijn wangen voelen aan alsof ze met schuurpapier worden opgepoetst.

Ineens heeft Bart door wat er gaande is. Hij kijkt op, vlak langs de brede gitzwarte slurf. Hij houdt zijn linkerhand voor zijn ogen want het vuil en zand wordt horizontaal in zijn gezicht geblazen. Kijkt dan weer voor zich uit, naar alle fietsen op de grond. Hij ziet hoe de fietsen beginnen te bewegen. De wielen van enkele fietsen waren al aan het draaien, maar nu bewegen ook de frames en het stuur van enkel fietsen. De angst slaat Bart om het hart, hij beseft wat er gebeurt en wil het voorkomen. Maar hoe?

Het geluid van metaal dat tegen elkaar aan tikt en over de stenen schuift is goed hoorbaar. Maar de aanzuigende wind zelf maakt nog veel meer herrie. De fietsen op straat en het plein schuiven heen en weer. Het is net of een onzichtbare reuzenhand de fietsen op wil pakken. Af en toe klinkt het geluid van een fietsbel, alsof de fiets een laatste poging doet om de aandacht van Bart te vragen, om gered te worden. Maar het is te laat.

De fietsen in het midden schuiven in het rond over de stenen van het Muntplein. De fietsen daar omheen beginnen nu ook met draaien. Bart raakt in paniek. Hij kijkt om zich heen maar ziet niets anders dan vuil en donkere wolken met af en toe een felle flits. Bovenin de slurf onweert het. Zijn benen kunnen hem amper op straat houden, hij moet met zijn armen blijven zwaaien om niet om te vallen of te worden weggeblazen. Dan ziet Bart dat de fietsen in het midden van het plein omhoog worden gezogen. De slurf lijkt vastberaden en doet er alles aan om de fietsen van het plein op te slokken. Bart heeft geen tijd om na te denken, hij beweegt zijn lichaam tegen de massa harde windvlagen en verschillende luchtdrukken. Het voelt aan als een keiharde muur die onrustig heen en weer beweegt.

 

“Nee!” schreeuwt Bart en strekt zijn rechterarm naar de fietsen die al draaiend in de donkere wolkenslurf verdwijnen. Zijn vingers weten nog net het draaiende achterwiel van een fiets te grijpen. Maar in plaats dat Bart de fiets uit de zuigende slurf kan redden wordt Bart zelf, met fiets en al, de slurf in gezogen. Achter hem verdwijnen de overige fietsen in een sneltreinvaart in de gulzige draaisnuit van wolken en vuil.

Als de laatste fiets verdwenen is klaart als bij toverslag de lucht boven het Muntplein op. Het oorverdovende lawaai maakt direct plaats voor kalmte en rust. Niets, maar dan ook niets is hoorbaar. Geen geluid, geen wind. Geen vuiltje aan de lucht. Een smalle zonnestraal piekt een beetje onzeker door de wegtrekkende bewolking en zet de Munt-toren in het licht. Het Muntplein is leeg. Net alsof de dag nu pas begint.

Er is geen enkele fiets te bekennen. Je zou denken dat de stadsreinigingsdienst het plein heeft schoongeveegd. Maar alle fietsen, die eerder die nacht en ochtend door de zuidwester zijn omvergeblazen, zijn door de inhalige slurf de lucht in gezogen.

 

***

Niemand, maar dan ook niemand heeft ooit meer iets van Bart vernomen. Er wordt in de stad nog wel vaak over Piet Fiets gesproken. Maar dat komt omdat niemand hem ooit nog heeft zien lopen, laat staan fietsen oprapen. Sommige mensen rapen nu uit zichzelf een omgevallen fiets op, als ze er eentje zien. Ze weten namelijk dat er niemand anders is die het zal doen.

Als jij straks, of ooit, een fiets op straat ziet liggen, dan kan je die natuurlijk gewoon lekker laten liggen. Maar je kan de omgevallen fiets ook oprapen.

Kijk maar wat je doet. Maar als je ooit iemand anders een fiets ziet oprapen dan zou het kunnen dat het iemand is die, net als jij, dit verhaal van Bart heeft gelezen.

Maar, het zou natuurlijk net zo goed Bart de fietsen redder kunnen zijn.

 

  • Arjan Eikelenboom – 20 november 2016

 

 

 

Leave a comment