Na een lange boswandeling besluit Rémy om zijn vermoeide voeten in een beekje in het bos te laten rusten. Op dat moment ontdekt hij dat een oude legende echt waar blijkt te zijn en zet hem voor een dilemma.
IJSKOUD BOSWATER
Wekenlang keek hij er naar uit. Verstand een weekje op nul en genieten van rust en ruimte. De hectiek op het werk en de overvloed aan informatie die van alle kanten zijn hoofd binnendringen werd hem een beetje te veel. Hij wil weer eens ouderwets onbereikbaar zijn. Gewoon eens puur relaxen. Geen tv, muziek, Facebook of wat dan ook. Dat leek nog niet zo lang geleden doodnormaal. Nu lijkt een moment voor jezelf pure luxe.
Vrienden van Rémy hebben hem uitgenodigd om met hen een weekje in een landhuis in het zuiden van Frankrijk te verblijven. Zij vonden dat Rémy er vermoeid uit ziet. En omdat zij toch dat enorme landhuis tot hun beschikking hebben leek het hen wel zo handig om die ruimte ook goed te benutten. Daar hoefde Rémy niet lang over na te denken. Rémy weet dat zijn vrienden ook erg op hun rust en privé gesteld zijn en hij ze daarom niet elke minuut hoeft te vermaken of bij hen te zitten. Of andersom.
In de laatste week heeft Rémy, onder werktijd, de omgeving rondom het landhuis gegoogled. Een gebied met een rijke geschiedenis met vooral veel Romeinse ruïnes en kastelen, natuur, wijngaarden en schilderachtige dorpjes. Precies in het straatje van Rémy. De reis er naar toe wilde Rémy zo comfortabel mogelijk doen dus werd het een stoel in de eerste klas naar het lokale vliegveld waar hij na aankomst met een gloednieuwe huurauto het Franse platteland doorkruiste. Het was donker toen Rémy bij het landhuis arriveerde. Zijn vrienden waren al naar bed en hadden hem per sms gezegd aan de achterzijde van het huis te parkeren waar hij zo zijn slaapkamer in kon lopen. ’We zien je bij het ontbijt’. Eindigde het sms bericht.
De laatste kilometers naar het landhuis rijdt Rémy bijna stapvoets. Op de tolweg was het zicht nog goed maar sinds hij daar van af is kan hij bijna geen hand voor ogen zien. Nergens een lantaarnpaal te bekennen waardoor de smalle wegen met hoge begroeiing aan weerszijden nog smaller lijken dan ze werkelijk zijn. Bij de laatste afslag naar links veranderd de weg in een graspad tussen brede bomen die stuk voor stuk dikke bulten op de stam hebben. Aan het eind van deze karakteristieke oprijlaan ziet Rémy het silhouet van het landhuis. Hij rijdt er omheen en stopt voor een setje verweerde raamluiken met in het midden een grote eveneens verweerde houten deur.
‘Dat zal m’n kamer zijn’ fluister Rémy tegen zichzelf en trekt de handrem van de huurauto zachtjes aan. Hij zet de motor uit en dooft de koplampen.
‘Damn, wat is het donker hier’ fluister Rémy opnieuw.
Heel voorzichtig opent hij het portier van de auto, stapt uit en sluit het portier stilletjes. Rémy wil niet het risico lopen dat hij mensen wakker maakt.
Hij loopt naar de verweerde witte houten deur. Rémy houd de deurklink stevig vast en beweegt deze heel langzaam zodat er minimaal gepiep of gekraak hoorbaar is. Gelukkig maken de scharnieren van de verweerde deur bijna geen geluid. Het gordijn achter de deur is gesloten maar er schijnt wat licht doorheen.
‘We laten het lampje in je slaapkamer aan zodat je kan zien waar je moet zijn’ stond er nog in de sms die hij van zijn vrienden ontving.
De deur gaat open. Hij schuift het gordijn opzij, waardoor zijn blik als eerste op het bed valt dat in de rechterhoek van de slaapkamer staat.
‘Nice’ fluistert Rémy en er verschijnt een tevreden glimlach op zijn vermoeide gezicht. Een joekel van een hemelbed met hoge handbewerkte hoekpoten. Daaroverheen ligt een roomwit muskietennet.
Rémy haalt zijn bagage uit de auto, doet de autodeuren op slot, loopt de slaapkamer in en sluit zachtjes de deur.
De slaapkamer staat vol met antieke spullen waaronder een kabinet en twee enorme schemerlampen. In het midden van de zijmuur is een open haard.
Aan de andere kant van de kamer ziet Rémy een houten deur. Hij draait aan de ronde knop. Ook hier verwacht Rémy eeuwenoud gekraak te zullen horen dus houd hij met zijn andere hand de deur goed vast om bij het eerste geluid direct te kunnen stoppen.
Zijn vrienden hebben hem verteld dat deze deur naar de hal leidt waar meerdere slaapkamers en de badkamer op uit komen. Omdat Rémy de enige is in deze vleugel zijn de overige slaapkamers onbezet. Rémy controleert elke deur die hij in de hal ziet zodat hij zeker weet dat hij alleen is voordat hij zijn bed in stapt. De overige slaapkamers zijn in dezelfde stijl als zijn slaapkamer ingericht met veel houtwerk en bombastische meubelen. Overal hangt ook dezelfde schimmelachtige weeïge geur.
‘Dat heb je nu eenmaal in dit soort eeuwenoude landhuizen’ fluistert Rémy tegen zichzelf nadat hij de laatste deur weer gesloten heeft, hierbij zijn neus optrekt en een beetje snuift.
Rémy is moe en besluit te gaan slapen. Uitpakken doet hij morgen wel denkt hij.
‘Het is echt doodstil hier’ denkt Rémy ’En er is goed bezuinigd op verlichting’ Hierbij glimlacht Rémy. Hij ligt op zijn rug, kijkt door het muskietengaas naar het bewerkte plafond, luistert naar de nieuwe, vreemde stilte en valt snel, zonder het te beseffen in slaap.
‘Het zal nog vroeg zijn’ denkt Rémy wanneer hij zijn ogen opent.
Hij hoort vogels fluiten maar verder is het stil. Hij staat op, opent de witte luiken voor het kleine slaapkamerraam en de houten buitendeur, die hierbij met minimaal gepiep een protestje laat horen, en steekt nieuwsgierig zijn hoofd naar buiten. De kleine schattige huurauto staat pal voor zijn neus. Hij kijkt naar links en rechts. Het enige dat hij ziet is gras en bomen. De kat in Rémy laat hem zijn slippers aantrekken om een verkenningswandeling te gaan maken. Hij loopt eerst een beetje van het huis af om een goede indruk van het huis te krijgen.
‘Met recht een kast van een landhuis’ denkt Rémy.
Zijn verweerde slaapkamerdeur heeft nog 5 identieke broertjes, of zusjes, zo blijkt. Daar omheen is de gehele muur begroeid met druivenplanten en hangen naast de identieke deuren verweerde raamluiken.
Rémy start zijn wandeling om het huis. Een stenen trapje leidt hem naar beneden waar een groot betegeld terras ligt. Links ziet hij twee rijen met fruitbomen. Het doet hem denken aan oude Engelse en Hollywood films waar sjieke dames in lange jurken met stoffen parasolletjes onder een boom in het gazon aan hun high tea zitten. Recht voor hem ligt een uitgestrekt gazon met rozentuinen. Maar het is geen rozengeur dat danspasjes maakt in de neus van Rémy.
De indringende zware maar toch frisse geur komt van een stuk verder weg. Uit het dennenbos ruim honderd meter verderop, waar het gazon eindigt. Halverwege het gazon staat een oude muur met om de paar meter een stenen pot met daarin kleurige petunia’s.
Rémy laat de schoonheid van de tuin op zich inwerken. Het is nog altijd vredig stil met alleen het fluiten van wat vogeltjes verderop. Hij loopt over het terras voor het landhuis langs. Deze zijde bestaat uit op staldeuren lijkende ramen voorzien van houten latten waardoor er vele kleine raampjes zijn ontstaan. Er staat een deur open. Rémy staat hier stil en kijkt naar binnen. Dit moet het deel van het huis zijn waar zijn vrienden verblijven. Hij hoort wat gestommel. Achterin de kamer ziet hij een deur.
‘Daar zal het gestommel uit komen’ denkt Rémy ‘vast de keuken.’
Rémy loopt de kamer in richting de deur van de keuken. Het gestommel klink luider.
Dan ziet hij een bekend gezicht.
‘Bonjour’ fluistert Rémy en blijft stil staan in de deuropening.
De man in de keuken schrikt en draait zich snel om.
‘Nee maar, daar is hij dan!’ roept de man enthousiast’ ‘Goed je te zien man, heb je beetje kunnen slapen? De man in de keuken stapt op Rémy af en geeft hem een stevige knuffel.
‘Hoi, Roel’ zegt Rémy tevreden en zachtjes in de nek van vriend Roel terwijl zij elkaar omhelzen.
‘Ik meende al iets te horen’ roept een andere stem vanachter Rémy
Rémy draait zich om.
’Francois!’ roept Rémy en wisselt van knuffelpartner.
Francois en Roel zijn vaste gasten in het landhuis. Al sinds Francois hier als jochie met zijn ouders kwam. Nog altijd ontmoet hij zijn familie hier in het landhuis één keer per jaar rondom 14 juli. Dan vieren zij met elkaar vrijheid, gelijkheid en broederschap. Net als alle andere Fransen.
Deze week in augustus is het een stuk rustiger in het huis. Roel, Francois en Rémy.
‘Regardez!’ roept Francois. ‘Pain chocolat en croissants van de bakker uit het dorpje’
‘En ik heb net een pot koffie gezet dus we kunnen meteen aan tafel’ zegt Roel.
‘Mannen, wat een warm onthaal’ zegt Rémy. ‘Ik voel mij meer dan welkom. Heerlijk’
De ochtend brengen de mannen met elkaar door buiten op het terras, aan de ontbijttafel. Francois benadrukt een paar keer dat Rémy vooral moet doen wat hij wilt en dat het landhuis de hele week zijn thuis is.
‘Je bent hier om te rusten en te relaxen’ voegt Roel er aan toe. ‘Als je er op uit wilt dan geef je het maar aan. Wij kennen hier een paar leuke wijnhuizen en in het dorpje zitten een paar goede restaurants. Maar vandaag doen we nog even niks, dachten wij zo.
Dat is precies wat Rémy voor ogen had en ook zal gaan doen; niks.
Bij de muur aan het eind van het gazon ligt een stenen trapje verzonken. Het leidt naar het gazon dat ongeveer twee meter lager ligt. Het stenen trapje ziet er antiek uit. Rémy vermoedt dat het enkele eeuwen geleden is aangelegd. Hij kent mensen die een moord zouden doen voor een dergelijk antiek object in hun tuin. Hier ligt het gewoon zijn werk te doen zoals het altijd al gedaan heeft en waarschijnlijk heeft niemand het grijze ding ooit meer aandacht gegeven dan er vluchtig op en af te stappen. Rémy wandelt het trapje af waar het gras wat hoger is en her en der wilde bloemen hun kop opsteken. Het terrein loopt iets af richting de dennenbomen. Op zijn degelijke Birkenstocks wandelt hij richting de dennenbomen. Uit het bos echoot het geroep van een roofvogel. Rémy denkt als eerste aan een havik maar daar houd zijn kennis van vogels dan ook wel op. Rémy wandelt langzaam verder. Bij de rand van het bos staat Rémy stil. Het is muisstil.
‘Geplant’ mompelt Rémy
’De dikkere bomen staan netjes in rij. Daartussen hebben later andere bomen de kans gekregen te groeien want deze dunnere bomen staan lukraak door elkaar heen.’ Zo definieert Rémy voor zichzelf het bos. Tussen de bomen, zover als hij kan zien, groeit gras en varens. Hij stapt langs de eerste bomen, staat dan even stil en kijkt om zijn voeten. Geen overdreven of ongemakkelijk geprik, kriebel, jeuk of pijn. Hierop beslist hij dat het veilig genoeg is om een stukje het bos in te gaan zonder door brandnetels of ander gevaarlijk kruid overvallen te worden. Rémy merkt bij iedere stap dat hij iets verder omhoog loopt. Hij kijkt achterom en ziet dan tussen de bomen door in de verte de witte luiken, de groene klimop en de rode dakpannen van het landhuis. Na een minuut of twintig bereikt hij een punt waar het weer afdaalt. Een stukje verderop ziet hij een grote lichte plek in het bos.
‘Dit moet de top van een oude heuvel zijn’ denkt Rémy.
Zijn blik is gericht op de lichte plek in het bos. De bomen voor hem zijn te hoog om precies te kunnen zien wat de lichte plek in het bos is. Daarom besluit Rémy er naar toe te wandelen. Naar beneden wandelen, ook al glooit het maar zeer licht, gaat merkbaar makkelijker. De stappen van Rémy zijn al een stuk zelfverzekerder dan dat deze waren aan het begin van zijn boswandeling. Zijn passen zijn ook groter. Vlak voordat hij de lichte plek in het bos bereikt houdt Rémy halt. Hij hoort iets. In het bos zelf is het muisstil. Het geluid dat hij hoort komt van dichtbij. Langzaam loopt hij voorwaarts, met kleinere stappen nu en zijn voeten laat hij heel zachtjes neerkomen zodat hij het geluid kan blijven horen en volgen. Wanneer hij bij de rand van het bos aankomt ziet hij wat hij de hele tijd hoorde. Tussen de vele varens en gevallen takken stroomt een beekje. Als het water in het beekje geen geluid zou maken zou je het niet eens opmerken en er waarschijnlijk per ongeluk in stappen. Rémy zakt door zijn knieën, veegt oude dennennaalden en takjes opzij. Eronder klatert langzaam stromend water over stenen en takken naar een kleine poel ter grootte van een wasteiltje, ietsjes lager. Rémy veegt ook hier de dennennaalden en takjes opzij. Rémy gaat op een grote steen naast het stromende water zitten. Hij doet zijn Birkenstocks uit en zet zijn voeten in het ’wasteiltje’.
‘Jesses, wat koud’ mompelt Rémy ‘Lijkt wel ijswater’
Ondanks de onaangename kennismaking met het ijskoude water laat Rémy zijn voeten die door de wandeling in het bos nu vol kleine rode schrammetjes en schaafwondjes zit, in het beekje staan. Hij wrijft met zijn handen over zijn enkels en voeten om het koude gevoel enigszins te maskeren en om het vuil dat de bosbodem op zijn voeten heeft achtergelaten weg te poetsen. Langzaam raakt hij gewend aan het koude water en kijkt dan nieuwsgierig om zich heen.
Hij kan vanaf dit punt goed zien dat er een enorme kale plek middenin het bos ligt.
‘Een joekel van een zandbak’ denkt Rémy
Maar het is niet alleen zand wat hij ziet. Exact in het midden van de ronde zandbak staat één boom. Een hele hoge en brede boom. Opvallend genoeg is geen dennenboom. Deze boom heeft bladeren. Het is een eik.
‘Wat zal de eik zich eenzaam voelen zo alleen in het midden van het zand’ denkt Rémy.
Het ijswater uit de heuvel vloeit onverstoord en langzaam over de voeten van Rémy. De ogen van Rémy turen langs de rand van het bos en de grote zandcirkel. Nergens groeit ook maar iets door het zand heen. De grote boom in het midden is duidelijk heer en meester over de zandbak.
Dan realiseert Rémy zich dat hij al enige tijd in het bos is. Hij heeft Roel en Francois belooft met hen te gaan dineren. Rémy tilt zijn schone natte voeten uit het beekje en laat ze weer terug glijden in de Birkenstocks. De wandeling naar het landhuis gaat een stuk sneller nu. Wanneer hij in de verte licht ziet weet hij dat hij is aangekomen bij de rand van het bos vanwaar hij het landhuis goed kan zien staan. Bij de rand van het bos ziet hij niet alleen het landhuis maar ziet hij ook de twee mannen zitten op het terras voor het huis.
’Kijk, dat is het échte leven’ mompelt Rémy
Roel en Francois zitten in de oranje-gele ondergaande zon. Op de antieke houten tafel voor hen staan twee glazen met ernaast een wijnkoeler waaruit de hals van een fles reikt.
Rémy wandelt het bos uit, door het gras naar Roel en Francois. Wanneer hij halverwege het gazon is ziet Rémy het hoofd van Francois omhoog komen van zijn Ipad.
‘Bonsoir’ zegt Francois. ‘Je bent lekker in het donkere woud op stap geweest?’
‘Oh, het was heerlijk’ zegt Rémy ‘Zo rustig daar, ik vergat spontaan de tijd’
‘En zo hoort het’ zegt Roel ‘Precies zoals wij het hebben bedacht voor je.’
Na een welverdiend bad is Rémy rond etenstijd weer opgefrist. Francois heeft een wild konijn dat, helaas voor het konijn, iets te dicht bij het dubbelloops geweer van de buurman kwam, van de buurman gekregen en deze flink laten marineren voordat het de oven in ging.
‘Zo heerlijk hier’ zegt Rémy. ‘De geuren zijn intens. De wind voelt zelfs anders. Alsof het me bewust aanraakt en iets wil zeggen.’
Roel en Francois,moeten hierom lachen.
‘Daar proost ik op’ zegt Francois. ‘Op het goede leven en de poëzie’.
Drie kristallen glazen gevuld met lokale rode wijn raken elkaar midden boven de tafel.
‘Santé’ zeggen de drie mannen tegelijk.
‘Wist je trouwens dat deze omgeving een rijk verleden heeft voordat het beroemd werd om haar vele mooie wijnen? Vraagt Francois aan Rémy.
‘Ik weet niet beter dan dat hier sinds jaar en dag wijn wordt gemaakt! Antwoordt Rémy. Volgens mij zijn de Romeinen daar al vroeg mee begonnen’.
‘Ja, zegt Francois ‘ De Romeinen hebben hier flink huis gehouden. Zij hadden al snel door dat de ligging en de rijke bodem waardevol is. In die tijd legden zij hun beroemde aquaducten aan en kon hierdoor de druiventeelt tot bloei komen.
‘Oh ja, natuurlijk’ zegt Rémy ‘Asterix en Obelix. Als kind las ik hun verhalen vaak. De eeuwige strijd tussen de Romeinen en de Galliërs. En de toverdrank die hier elke avontuur weer een belangrijke rol in speelde.
‘Ik las hun avonturen ook altijd’ zegt Roel. Grappig en ook nog best leerzaam want er werd gebruik gemaakt van historische feiten.
‘Uhu’ mompelt Francois al knikkend terwijl hij een slokje van zijn rode wijn neemt. ’Zelfs de beroemde toverdrank van de druïde in de strips schijnt ooit echt bestaan te hebben’
Rémy schatert het op dat moment uit van het lachen en zet zijn glas snel op tafel om geen druppel te morsen.
Maar Francois lacht niet. Zijn gezicht blijft serieus.
‘Je gelooft me niet, hè?’ Vraagt Francois ‘Volgens de mensen uit het dorp en de omliggende dorpen, hadden de Romeinen al voor onze jaartelling een bron gevonden in dit gebied waarvan het water geheimzinnige krachten bezat. Het water uit deze bron werd in eerste instantie gewoon gebruikt voor het bevloeien van wijngaarden. De wijn van deze hellingen was sowieso zeer geliefd bij de Romeinen maar na een tijdje kwamen er berichten van herbergiers uit andere delen van het Romeinse rijk, die zeiden dat hun klanten niet dronken werden van sommige wijn uit dit gebied. Sterker nog, sommige klanten beweerden dat zij zich beter voelden na het drinken van de wijn. Verkoudheden, gewrichtspijnen en hoofdpijnen verdwenen als sneeuw voor de zon. Zo beweert de legende. Bewijzen ervoor zijn nooit gevonden overigens. Ik voel me vaak na een paar glazen van deze rode wijn ook vaak een stuk beter dan daarvoor.
Alledrie moeten hier hard om lachen. Hierop gaan de glazen weer de lucht in en ontmoeten elkaar boven de tafel.
’Proost, boys’. zegt Rémy ’Dat we morgen en daarna alledrie nog gezond mogen zijn.
De volgende morgen is Rémy vroeg wakker. Roel en Francois slapen nog dus geniet hij in zijn eentje van een mok verse koffie, en croissants die hij zelf afbakt. De zon prikt op momenten door de dunne bewolking heen die in verschillende tinten wit en grijs met hoge snelheid over het huis waait. Het voelt wat klam aan.
’Er komt vast onweer’ mompelt Rémy ’Dan ga ik nu maar een wandeling maken voordat het straks te laat is’.
Fris gewassen, gehuld in een cargoshort en t-shirt , wandelt Rémy in zijn Birkenstocks door het grasveld naar de rand van het dennenbos. Hier houd hij even halt. Het dennenbos lijkt donkerder dan gisteren.
’Dat komt natuurlijk omdat er meer bewolking is vanmorgen’ denkt Rémy
Voorzichtig tilt Rémy één been op om deze tussen de groene varens in het bos neer te zetten. Met het neerzetten van dat ene been voelt Rémy een kriebel bij zijn enkel. Hij slaat zonder na te denken met zijn hand naar zijn enkel. De kriebel verdwijnt meteen. Hij kon niet zo snel zien wat voor beestje het was. Rémy checkt of de kriebel veroorzaker niets heeft achtergelaten op zijn enkel.
’Echt geen zin in een teek’ mompelt Rémy en kijkt goed rondom de leren bandjes van zijn Birkenstocks. ’Mooi’ zegt Rémy ’Niks te zien’
Het valt hem dan op dat de schrammetjes die gisteren door de wandeling door het bos zijn veroorzaakt nu nagenoeg onzichtbaar zijn. Rondom de leren bandjes is de huid zacht en gaaf met slechts een paar rode streepjes.
’Vooral veel van die rode wijn drinken, Rémy!’ zegt hij lachend tegen zichzelf. ’Goed spul’.
De wandeling naar de lichte plek in het bos duurt ongeveer twintig minuten. Wanneer Rémy bijna bij de rand is staat hij stil. De grote eik staat er nog net zo eenzaam bij als gisteren. Om de eik heen ligt een oase van lichtbruin zand. De ogen van Rémy zoeken de mossige bodem van het bos af. Hij hoort het druppelen van water. Omdat er dennennaalden over het water liggen lijkt het druppelen van het water wat doffer te klinken.
’Precies op dat moment rolt een echo van een donder uit de verte over de toppen van de bomen.
’Onweer’ mompelt Rémy. ’zo te horen komt het rap deze kant op. Rémy ziet aan de bewegende bladeren boven in de oude eik dat de wind aanwakkert.
Hij zakt door zijn knieën. Veegt op de plek waar hij gisteren zat wat takjes en dennennaalden opzij. Hij gaat zitten en trekt zijn Birkenstocks uit. Één voor één zet hij zijn voeten in het ijskoude water dat zachtjes onder hem door sijpelt. Het stroompje verdwijnt een stukje verder weer in de bodem.
Rémy leunt een beetje achterover en sluit zijn ogen. Hij voelt een verkoelende bries over zijn wangen glijden.
’Eventjes’ denkt Rémy. ’De rollende donders zijn nog ver weg maar zullen straks best wel eens flink kunnen uitpakken hier boven me’.
Na een tijdje opent Rémy zijn ogen. Het eerste wat hem opvalt zijn wat eikenbladeren die door de lucht dwarrelen. Een paar bladeren vallen pal voor hem op de zanderige bodem en op de dennennaalden. Rémy reikt naar een gevallen eikenblad. Hij wil het blad oprapen uit het zand maar dan voelen zijn vingertoppen iets hards. Rémy had verwacht dat zijn vingers makkelijk door het losse zand zouden glijden. Hij veegt wat zand aan de kant. Een tak komt uit het zand tevoorschijn. Rémy veegt wat meer zand weg. De tak is groot en ligt stevig in het zand. Rémy staat nu op, loopt op zijn blote voeten door de dennennaalden en dan het losse zand. Met twee handen graaft hij nu rondom de grote tak. Dan krijgt Rémy in de gaten waar hij omheen aan het graven is. Het is geen tak. Het is een boomwortel. Het is een wortel van de oude eik voor hem.
’Dat is een eind wandelen, vriend’ mompelt Rémy tegen de dikke wortel in het zand en kijkt naar de oude eik in het midden. Rémy kijkt omhoog. De lucht is al een stuk grijzer geworden.
’Waarom ga jij met je wortels in hemelsnaam zo ver weg?’ zegt Rémy tegen de oude eik. ’En dan nog wel zo aan de oppervlakte!’
Rémy stapt voorzichtig naar de plek waar hij even daarvoor met zijn voeten in het ijskoude water zat en gaat weer zitten. Hij kan vanaf dit punt de wortel van de oude eik goed zien liggen. Hij heeft flink wat zand weggeveegd. De wortel duikt op het punt waar hij zit het bos in en verdwijnt tussen de dennennaalden in de bodem. De leergierige ogen van Rémy volgen de wortel met grote interesse.
’Mooi geweest’ mompelt Rémy na een tijdje en tilt zijn linkervoet uit het water. Hij wil de Birkenstock aan zijn natte linkervoet doen maar stopt zijn bewegingen abrupt.
’Wat zullen we nou krijgen?’ roept Rémy hardop. Hij legt de Birkenstock weer neer en kijkt naar zijn voet. Wrijft met zijn handen over en onder zijn voet langs. ‚
’Weg!?” fluister Rémy.
Hij plaatst zijn linkervoet terug in het water en haalt zijn rechtervoet er uit.
’Ook weg!?’ zegt Rémy nu weer hardop met een grote verbazing in zijn stem.
Intussen vallen er dikke druppels uit de hemel. Het regent nog niet zo hard. Elke dikke druppel die valt komt met een zachte plof in het losse zand terecht waardoor zandkorrels alle kanten opvliegen. Rémy voelt nu met beide handen om zijn enkels en voeten die in het water staan. Hij wrijft er zachtjes omheen.
’Alles weg, gewoon’ mompelt Rémy. ’Alle schrammetjes, vegen en schaafwondjes van zojuist. Weg!’ De voeten van Rémy zien er uit alsof ze net een royale behandeling van de pedicure hebben gekregen. Enkele minuten daarvoor zagen zijn voeten er nog gehavend uit door de wandeling door het bos. Net als gisteren. Maar nu; mooi, schoon, glad en gaaf zonder enige oneffenheid.
’Het water’ zegt Rémy en beseft dat het water de oorzaak is ’Gisteren was het natuurlijk ook al zo maar toen had ik er geen erg in. Het water heeft de wondjes genezen.’
Intussen is het harder gaan regenen. Rémy voelt dikke druppels door de dichte dennentakken op zijn hoofd, armen en benen vallen. Hij houd zijn handen voor zich, draait ze om, inspecteert ze grondig en ontdekt een oud wondje bij zijn duim. Dat is van vorige week toen hij voor een etentje thuis de groenten aan het snijden was. Het mes ging er net even naast zo in zijn duim. De wond is aardig geheeld maar je kunt de snede nog goed zien. Rémy doet zijn hele hand in het ijskoude water. Terwijl de regen met bakken tegelijk naar beneden komt en regenwater langs zijn wangen stroomt tuurt Rémy ademloos door het ijskoude water naar zijn duim. Dan ziet hij iets. Of beter. Niets. Het rode streepje op zijn duim verdwijnt langzaam. Als sneeuw voor de zon.
’No way! roept Rémy hardop. Hij hoort het zelf niet eens omdat juist op dat moment een enorme donder pal boven hem uitrolt. Het valt Rémy niet op. De regen valt hem niet eens meer op, al is hij drijfnat. Rémy begint keihard te lachen.
’YES’! roept Rémy enthousiast ’Het bestaat echt!’
Hierop kijkt Rémy voor zich uit en ziet de oude eik. Om de oude eik heen is de zanderige bodem veranderd in een landschap van kleine waterpoelen. De wortel voor hem reikt het bos in, naar het poeltje waar zijn voeten in staan.
’Jij slimme oude eik’ zegt Remy met een brede glimlach op zijn gezicht tegen de oude eik. ’Hoe oud ben je eigenlijk?’ Rémy blijft zo een tijdje zitten met zijn voeten in het water terwijl de regen onafgebroken blijft stromen. Hij denkt aan hoe hij dit mooie nieuws moet vertellen aan Roel en Francois. Hij denkt aan het enorme succes dat deze bron zal hebben. Hoeveel mensen misschien wel genezen zouden kunnen worden van dit helende water.
Dan verdwijnt ineens de lach van het gezicht van Rémy en is hij stil. Hij kijkt naar de oude eik.
’Als mensen deze bron ontdekken, denkt Rémy. ’de helende krachten van dit water ontdekken, dan zul jij vast geen lang leven meer hebben, oude slimme eik’.
In zijn gedachten ziet Rémy hoe de omgeving wordt kaal gemaakt met bulldozers. Weg oude eik. Weg bos.
’En wie gaat er uiteindelijk echt van profiteren?’ vraagt hij zich af.
Rémy denkt aan de oorlogen om olie, land en religie die momenteel aan de orde van de dag zijn. Het vele verdriet dat hiermee gepaard gaat. Zegens die vloeken blijken.
Dan pakt Rémy zijn waterfles. Hij laat het water er uit lopen. Houdt daarna de lege waterfles in het ijskoude water en laat de fles vollopen met het boswater.
’Ik neem alleen dit beetje mee hoor’ zegt Rémy tegen de oude eik en draait het dopje stevig op de volle fles. Rémy staat op en wandelt terug door het natte bos.
’Oh, gelukkig’ roept Francois in de verte naar Rémy wanneer hij uit het bos stapt het grasveld in.
’We hebben een tijdje staan roepen.’ zegt Roel ’We werden ongerust. Het ging me daar tekeer!’
’Sorry boys’ zegt Rémy ’Ik heb de storm afgewacht. Er doorheen wandelen leek me onverstandiger dan blijven zitten’.
’Voortaan ga je bij de eerste donder als de wiedeweerga het bos uit’ foetert Francois’ nog eens tegen Rémy en geeft hem een flinke knuffel.
’Kom’ zegt Roel. ’Tijd voor een fles rode wijn. Ik heb me daar een pijn in m’n strot van dat schreeuwen naar je de hele tijd!’.
’Hier’ zegt Rémy en reikt de fles gevuld met boswater aan Roel terwijl ze naast elkaar door het natte gras naar het landhuis wandelen. ’Smeer je keel eerst hier maar mee. Dan smaakt de wijn vast een stuk beter’.
Arjan Eikelenboom
10/08/2014 Rotterdam
Dit is op Grandmamieke's Blog herblogden reageerde:
Lijkt me heerlijk…..een weekje op zo’n locatie door te brengen!