In de snelle wereld van tegenwoordig is alsmaar minder oog voor de schoonheid om ons heen. De natuur is iets waar we over lezen of zien op tv. De bewoners van het park tegenover het huis van Marck willen daar verandering in brengen en vragen Marck hen te helpen de mensen weer met hun hart te leren kijken.
Voor mensen die in magie geloven
Chocoladesoesjes
Met zijn ogen nog gesloten beweegt Marck zijn hand naar zijn linkervoet, die ijskoud aanvoelt. Één oog spiekt over de rand van zijn dekbed en ziet daar de koude voet moederziel alleen buiten het bed. Snel trekt hij de koude voet naar zich toe.
‘Brrr’ klinkt het losjes tussen de lippen van Marck. Hij kijkt naar het raam. De gordijnen zijn nog dicht maar aan de kleur van het magere daglicht kan hij opmaken dat het buiten kil is. Maar Marck denkt aan wat er in de koelkast staat dus slaat hij het dekbed van zich af en springt uit bed. Grist twee felrode wollen sloffen van de rieten stoel naast het bed en schuift deze over zijn voeten.
‘Koffie’ zegt Marck hardop. Hij heeft gisteren na werktijd bij de lunchroom op de hoek een doos je met chocoladesoesjes gekocht en hij is vastbesloten deze allemaal bij de koffie op te peuzelen. Het ontbijt slaat hij vandaag dan maar eens over. Voordat Marck op zijn rode sloffen naar beneden gaat, opent hij het raam van de slaapkamer. Het is een ouderwets houten schuifraam zoals je die veel ziet in de oude huizen in de stad. Marck schuift het raam omhoog en direct voelt hij koude wind naar binnen stromen.
‘Sodeju wat een kou. Die soesjes smaken met dit weer vast extra lekker’ zegt Marck tegen zichzelf.
Op het moment dat hij zich wegdraait van het open raam hoort Marck muziek. De muziek lijkt van ver te komen maar is goed hoorbaar. Het is geen muziek van de buren of de radio van een auto. Het zijn mooie klanken van één instrument. Het lijkt wel klassieke muziek. Marck luistert nog maar eens goed. Zijn oor houdt hij naar het open raam gericht. Hij voelt de koude wind in zijn oor blazen.
‘Lijkt wel een harp!’ denkt Marck. Hij steekt zijn hoofd een stukje buiten het raam en luistert nog eens aandachtig.
‘Warempel. Er zit verderop iemand op een harp te spelen! Klinkt mooi zeg’
Met een glimlach op zijn gezicht loopt Marck neuriënd de trap af naar de keuken. Hij zet het koffieapparaat aan en haalt de chocoladesoesjes uit de koelkast. Vrolijk loopt Marck de woonkamer in en schuift de gordijnen open. Checkt de thermostaat en besluit de override in te schakelen om de woonkamer iets warmer te krijgen. Het is zijn vrije dag vandaag. Geen wekker. Geen haast. Een heerlijke rustige zaterdagmorgen. Terug in de keuken schenkt Marck een kop sterke koffie in. Met de koffie en het bord met de chocoladesoesjes neemt hij plaats in zijn luie stoel bij het raam. Hij kijkt vanuit de stoel de straat in en kan aan de vele geparkeerde auto’s zien dat de meeste van zijn buren ook vrij zijn. Zoals elke zaterdag. Doordeweeks, wanneer de buren naar het werk zijn, is de straat bijna leeg en kan hij mooi het Park aan de overkant van de straat inkijken voordat hij zelf naar zijn werk gaat.
Marck geniet elke week weer van deze rustige zaterdagochtend momenten. Daarom vind hij ook helemaal niet erg om nu al uit bed te zijn. Hij neemt een slokje van de nog hete koffie en tegelijkertijd pakt zijn linkerhand een mooie dikke chocoladesoes met daarop een toefje slagroom. De eerste hap van de soes neemt hij met gesloten ogen. Zonder het te beseffen maakt hij hierbij het geluid dat nog het meeste lijkt op dat van een spinnende tijger. Of Tijgertje. Want Marck is zijn hele leven lang al een groot fan van Winnie de Pooh en zijn vriendjes, waaronder Tijgertje. Winnie de Pooh weet als geen ander hoe mooi het leven kan zijn. Dat spreekt Marck erg aan omdat hij zelf erg genieten kan van de kleine dingetjes, zoals een wandeling in het park aan de overkant van de straat. En van chocoladesoesjes.
Marck hoort de harpmuziek weer. Het raam in de woonkamer is gesloten. Toch klinkt duidelijk het mooie en mysterieuze geluid van de harp. Marck luistert aandachtig. Het is geen bekende melodie die hij hoort. Het woord ‘hemelsachtig’ komt in zijn gedachten voorbij. Misschien bestaat het woord niet eens maar daar heeft Marck maling aan. Als het niet bestaat dan verzint hij het zelf gewoon. Al luisterend naar de bijzondere klanken geniet Marck van zijn koffie en overheerlijke chocoladesoesjes.
‘Ik wil nu toch wel eens weten wie er zo mooi op de Harp zit te spelen.’ denkt Marck wanneer er geen soesje meer over is. Hij pakt zijn warme hoge winterschoenen uit de kast, doet ze aan zijn voeten en ritst zijn gewatteerde winterjas aan. Bij het opendoen van de voordeur stroomt de koude buitenwind haastig via de onderkant van de deur naar binnen.
Marck zet de kraag van zijn jas omhoog en wandelt de straat in. Hij loopt richting de ingang van het park waar het geluid van de harp vandaan komt. De hoge, antieke gietijzeren hekken van het park zijn al open. Dat doet de parkbeheerder altijd heel vroeg. Ook op zaterdag en zondag zodat eventuele vroege vogels er al kunnen. Het geluid van de harp is nu beter hoorbaar. Marck wandelt langs de twee hoge opengeslagen gietijzeren hekken het park in. Niet ver van het hoofdpad ontspringen smalle wandelpaden, links en rechts, die een eigen weg door het park banen. Alle wandelpaden komen uiteindelijk in het midden van het park uit, waar een prieel staat. In de zomer worden in het prieel met regelmaat mini-concerten gegeven. Marck vermoedt dat in het prieel nu iemand op een harp zit te spelen. ‘Waar moet de mooie muziek anders vandaan komen?’ denkt Marck.
Hij wandelt één van de kronkelende zijpaden af naar het midden van het park. Het park lijkt de afgelopen weken langzaam in een winterslaap te zijn gegaan. Ter voorbereiding van de onberekenbare en wispelturige winter. De bomen, die in het voorjaar en zomer schaduw bieden aan de vele mensen die bij mooi weer hun rust in het park vinden, zien er nu uit als uit de kluiten gewassen straatbezems. Het soort bezem waar heksen uit sprookjes op rondvliegen. Maar dan vele malen groter. De bossages langs de wandelpaden lijken ook in een diepe slaap te zijn gesukkeld. Op een enkeling na waar gekleurde besjes aan groeien en waar vogels overdag van snoepen. Het gras is kort en de helder groene zomerkleur is nu een paar tinten valer, her en der zelfs wat gelig. Nog even en dan zal de eerste sneeuwbui alles helder wit maken.
De kennismaking
Op de heldere melodieuze klanken van de harp na is het in het park muisstil. Het prieel kan hij al zien. Het steekt wat boven de struiken uit die er omheen staan. Over het prieel heen is een klassiek dak gebouwd met houten bogen. Marck knijpt zijn ogen iets toe. De kille vochtige wind blaast kleine tranen in de hoeken van zijn ogen. Hij kan door het spleetje van zijn ogen iemand in het prieel zien zitten. Langzaam loopt hij dichter naar het prieel. Hij kan zien dat het een vrouw is. Zij zit op een klapstoel. De vrouw heeft halflang haar. De kleur is Marck niet duidelijk. Het lijkt wel een verzameling van verschillende kleuren. Door de zachte bries lijken haar volle lokken te dansen rondom haar hoofd en schouders. Marck is bij het prieel en staat stil bij het drie-tredige houten trapje. De vrouw zit met haar rug naar het trapje. Zij kijkt het park in terwijl zij op de harp speelt. De klanken van de harp klinken hier nog mooier met echo’s die lang door blijven klinken in het stille park. Marck besluit om het trapje op te gaan en zet zijn linkervoet op de eerste trede. De eerste trede kraakt, alsof het kreunt. De vrouw stopt abrupt met het spelen op haar harp. Marck blijft stil staan. Weet niet zo goed wat hij moet doen. Naar de vrouw toe lopen? Er is verder niemand. Misschien wil ze helemaal niet gestoord worden. En Marck heeft haar duidelijk gestoord met het gekraak van de houten trede van het trapje. De vrouw beweegt haar hoofd iets naar rechts, zodat ze Marck kan zien staan. Er verschijnt een brede glimlach op het gezicht van de vrouw.
‘Kom maar’ zegt de vrouw op kalme toon. Met haar rechterhand maakt ze een wenkend gebaar naar Marck.
‘Sorry, mevrouw’ zegt Marck bijna fluisterend.
Hij neemt voorzichtig een stap naar voren. Daarna nog één.
‘Het was niet mijn bedoeling u te storen’
‘De vrouw kijkt Marck vriendelijk aan. ‘Kom maar dichterbij, hoor.’ zegt de vrouw tegen Marck. ‘Het is niet erg. Ik zat toch al een tijd te spelen. Ik denk dat het wel genoeg is voor vandaag.’
Marck loopt dichter naar de vrouw toe. Dan verschijnt een blik van verbazing op zijn gezicht. Zijn mond valt open maar er komt geen geluid uit. ‘
Mm, maar’ stottert Marck ‘Ik zie helemaal geen harp! Waar is uw harp? Of speelde u gewoon een cd af? Marck’s ogen zoeken razendsnel de ruimte rondom de vrouw af naar een muziekspeler.
De vrouw moet hartelijk lachen om Marck’s opmerking en om de verbaasde uitdrukking op zijn gezicht die zelfs een beetje onnozel lijkt.
‘Nee hoor’ zegt de vrouw ‘Ik ga hier toch geen cd zitten afspelen? Nee, ik oefen voor Het Hartenfestival.
‘Ja dag’ zegt Marck en trekt hierbij een scheef gezicht.’U denkt toch niet dat ik gekke Henkie ben? Er is geen harp te bekennen! U moet toch echt met een beter verhaal komen hoor. Ik kom speciaal in deze kou het park in omdat ik de ongewone harp muziek in mijn warme woonkamertje kon horen. Ik wilde weten wie er zo mooi kan spelen!
‘Dat was ook mijn bedoeling, Marck’ zegt de vrouw. ‘Ik wilde dat je hierheen zou komen.’
‘Pardon?’ zegt Marck verbaasd ‘Uw bedoeling? En hoe weet u mijn naam?’’
Dat was niet zo moeilijk. ’ zegt de vrouw op rustige toon en kijkt Marck nu strak aan.
Het valt Marck op dat hij moeite heeft om de vrouw op haar leeftijd te schatten. 30? 40? 60?
Haar gezicht is ongewoon helder. Haar ogen donkerbruin en fel. Jong maar tegelijkertijd ook ouder. Heel oud zelfs.’
Je komt vaak in het park. Alleen. En je brengt iedere keer iets waardevols mee’ zegt de vrouw. ‘Je glimlacht veel.’
‘Hoe weet u dat nou?’ vraagt Marck
‘Zie je mijn harp?’ vraagt de vrouw aan Marck.
Marck kijkt naar de vrouw, achter haar, kijkt om zich heen. ‘Nee. Ik zie niks’
‘Doe je ogen eens dicht’ zegt de vrouw ‘Doe net als anders wanneer je hier rondloopt. Kijk met je hart. Toe maar. Doe je ogen even dicht want die leiden je alleen maar af.
Marck twijfelt even. Dan sluit hij voorzichtig zijn ogen.
‘Nee hoor’ zegt Marck met zijn ogen gesloten, en haalt zijn schouders op.’Doe ze maar weer open’ zegt de vrouw
Marck opent zijn ogen. Hij schrikt, en kan zich nog maar net aan staande houden. De vrouw pakt hem bij zijn arm om er zo voor te zorgen dat niet niet omkukelt van de schrik. Marck’s ogen en mond staan wagenwijd open. Van stomme verbazing en ongeloof.
‘Wat is dit? roept Marck naar de vrouw. ‘Wat is er gebeurd? Wat is er met het park gebeurd?
Een paar seconden geleden was het park nog kaal. Winterklaar zoals dat wordt genoemd. Nu ziet Marck kleuren. Groen, geel, paars, blauw. Heel veel verschillende kleuren. En de zon schijnt fel. Het is zelfs een beetje warm. Het ruikt naar bloemen. Zoete bloemen. Marck draait naar de vrouw en kijkt haar aan.
‘Wie bent u, mevrouw?’ vraagt Marck bijna fluisterend en een beetje angstig.
De vrouw kijkt Marck aan. Ze glimlacht. Haar lange haren zijn nu helderder van kleur. Felle regenboogkleuren, door elkaar heen.
De vrouw beweegt haar linkerarm naar voren. Haar vingers wiebelen in de lucht alsof ze piano oefeningen aan het doen is. Met haar rechterarm doet ze hetzelfde.
De vrouw blijft Marck aankijken maar zegt niets. Dan beweegt ze enkele vingers aan beide handen tegelijk.
Plong, plong, plong!
Het zijn de geluiden van de harp. Uit het niets. Glashelder. Marck kijkt naar de handen van de vrouw. Wat hij ziet kan hij bijna niet geloven. Bij iedere beweging die de vrouw met haar vingers maakt verschijnt een fel licht. Strakke witte lijnen van licht die op en neer bewegen. Marck kijkt naar rechts, schuin omhoog. De strepen licht gaan tot hoog in de lucht. In de richting van de zon. Het zijn zonnestralen. De vrouw bespeelt de zonnestralen. Als een harp.
De losse tonen per zonnestraal veranderen met elkaar langzaam in een melodie. Marck ziet de zonnestralen verspringen. Bij iedere toon vibreert een zonnestraal waarbij heel even alle kleuren van de regenboog zichtbaar worden. Marck herkent de melodie die hij eerder hoorde, toen hij zijn raam openzette. Tussen de handen van de vrouw is het een spektakel van wit licht waarbij af en toe alle kleuren van de regenboog zichtbaar zijn. Marck heeft het zelf niet in de gaten maar zijn gezicht straalt.
‘Ik ben Jaqueline’ zegt de vrouw tussen het spelen op de zonnestralen door. Zij glimlacht naar Marck en speelt haar melodie.
De voorbereidingen.
‘Hey, Yo!’
Marck schrikt van een hoge piepstem en kijkt om zich heen. Hij ziet niemand.
Jaqueline stopt met het spelen op de zonnestralen. Hierdoor keert de stilte terug in het prieel.
‘Hey! klinkt het nu luider. ‘Markyboy! Hierzo man! Marck voelt iets bewegen bij zijn rechtervoet, aan zijn broekspijp. Hij kijkt omlaag.
‘Hey. Ik ben Aart.’
Bij Marck zijn rechtervoet zit een felrode eekhoorn met een enorme roodbruine pluizige staart. De eekhoorn trekt ongeduldig aan de broekspijp van Marck.
‘Een pratende eekhoorn?’ stamelt Marck
‘Kan ook zingen hoor’ zegt de eekhoorn. ‘Luister maar’ Aart schraapt zijn keel.
‘Nee Aart’ zegt Jaqueline snel. ‘Marck gelooft wel dat je kunt zingen, toch Marck?’
‘Uh, ja? vast wel’ stamelt Marck.
Aart de eekhoorn steekt zijn kleine rode pluizige rechterhand uit naar Marck.
‘Aart Staart’ zegt Aart. Aart aait met zijn linkerhand langzaam langs zijn mooie pluizige roodbruine staart.
‘Staart, weet je wel’ zegt Aart. ‘Vandaar Aart staart’ Een trotse grijns, waarbij de witte scherpe tandjes zichtbaar worden, verschijnt op Aart’s gezicht.
‘Ja, dat begreep ik intussen wel’ zegt Marck
‘We keken al een tijdje naar je uit, Marck’ zegt Aart. Aart klimt vliegensvlug langs de broekspijp van Marck omhoog tot hij bij de schouder van Marck is aangekomen en daar blijft zitten. Aart is niet veel groter dan het hoofd van Marck.
Aart kijkt Marck nu recht in zijn ogen aan, maakt een vuist en houd deze uitgestrekt naar Marck.
‘Come on, man’ zegt Aart ongeduldig. ‘Peace’
‘Oh. Oh. Jaja’ zegt Marck dan gehaast en maakt met een onhandige beweging ook een vuist. Zachtjes plaatst Marck zijn vuist tegen het vuistje van Aart aan.
‘Peace’ zegt Marck terug.
‘We zijn broeders nu’ glundert Aart
Marck glimlacht. ‘Okay, Aart. Broeders’ Dan kijkt hij Jaqueline weer aan. ‘Wat is nu de reden dat ik hier ben? Snap er geen biet van.
‘Wel, Marck’ begint Jaqueline te vertellen. ‘Het park, waar jij zo graag komt voelt zich de laatste tijd niet zo lekker en dat wordt niet beter. Het gaat alleen maar slechter. De bomen hebben het erg zwaar. Wij willen wij graag dat jij ons helpt het park, en dan met name de bomen, weer beter te maken.’
‘Nogal een ambitieus plan’ zegt Marck bedenkelijk.
Hij kijkt Jaqueline even aan en kijkt dan weer naar voren, het park in. ‘Hoe kan ik jullie dan helpen het park beter te maken? vraagt Marck. ‘Ik bedoel, de natuur werkt toch vanzelf?
‘Niets werkt vanzelf, Marck’ antwoordt Jaqueline. Zonder het bestaan van donker zou licht niet zichtbaar zijn. Net zo min kan de natuur niet functioneren wanneer het incompleet is. Jaqueline is dan even stil. Samen met Marck kijkt zij over het park uit.
‘Zie je verderop in het midden van het gazon die hoge en brede Esdoorn? vraagt Jaqueline.
‘Kan niet missen hè. Antwoordt Marck. Wat mij betreft de mooiste boom in het park. In de zomer zitten daar wel honderden mensen onder. Maar nu is hij kaal. Hij staat in de winterslaap.
‘Zij’ zegt Jaqueline. ‘Dat is Esther.
‘Woon ik’ piept Aart van rechts
‘Ja’ zegt Jaqueline ‘ Aart woont daar met zijn familie’
‘Vol met noten in haar buik’ zegt Aart er snel achteraan ‘Voor de winter, hè. Uit het hele park verzameld.’
‘Esther is al oud’ zegt Jaqueline. ‘Zonder de hulp van de dieren in het park zou zij hier niet meer zijn. De mollen helpen haar om voldoende water bij haar wortels te krijgen. Ze kan zelf niet zo diep meer graven. De vogels halen de oude bladeren van de takken. Ook breken zij dode takjes af en gebruiken die voor hun nestjes. In het voorjaar helpen de kevers en de mieren haar om de jonge blaadjes open te maken. Esther is in de vroege, koude voorjaarsochtenden soms nog zo moe dat ze dat zelf niet kan. Met de extra hulp heeft Esther elk jaar toch op tijd al haar jonge bladeren in de zon en zijn alle takken volop in het groene blad.
‘Wooow’ zegt Marck. ‘Dat wist ik helemaal niet. Wat goed zeg. Knap staaltje teamwork!
‘Ja Marck’ zegt Jaqueline. ‘Zonder de hulp van de parkbewoners zou Esther al zijn bezweken. Terwijl ze nog honderden jaren voor de boeg heeft. Maar ze heeft de afgelopen jaren zoveel energie weggegeven en maar heel weinig energie terug ontvangen, dat ze nu dood en doodmoe is. Esther is niet de enige die er zo slecht aan toe is. Over heel de wereld sterft de natuur langzaam af. De mensen zijn degene die dit kunnen stoppen en de natuur weer gezond maken. Maar dan moeten de mensen eerst zelf weer gezonder worden. De eerste stap om dat te bereiken is om de mensen opnieuw kennis te laten maken met hun eigen natuur. Het Hartenfestival is die eerste stap. De bewoners van het park en ik trakteren de mensen op dit unieke feestje vol met magie en voorzien van een verlichtende boodschap.
Wij willen graag dat jij zorgt dat er zoveel mogelijk mensen hier in het park aanwezig zijn wanneer Het Hartenfestival begint.
‘Tjeemig, hoe dan? vraagt Marck.
‘Met magie’ zegt Jaqueline met een glimlach en wijst naar de broekzak van Marck’
‘Huh?’ zegt Marck en graait in zijn broekzak. Haalt zijn Iphone uit zijn broekzak. ‘Oh, hahaha, tuurlijk, ik snap het al. Facebook. Hihihi.’
‘Maar kom’, zegt Jaqueline ‘We hebben geen tijd te verliezen. Aart laat je in het park zien wat zij aan het voorbereiden zijn. Ik heb zelf nog heel veel parken te bezoeken dus ga weer snel verder.
Jaqueline strekt haar hand uit naar Marck. ‘Ik vertrouw er op dat je de mensen naar het park kunt laten komen, Marck. ‘Ik beloof je dat ik mijn best zal doen’ zegt Marck.
‘Zorg dat je er zelf ook op tijd bent. zegt Jaqueline. ‘Om vijf uur hier.’
Jaqueline draait zich om naar de stoel waar ze even daarvoor nog op zat. Dan strekt ze haar beide armen uit naar de zonnestralen. De zonnestralen reageren hier direct op en draaien zich om Jaqueline heen. Het draaiende licht wordt alsmaar feller en feller. Ineens is het licht weg. De plek waar Jaqueline eerst nog stond is leeg. Jaqueline is met de zonnestralen in het niets verdwenen.
‘Magie’ fluistert Aart in het rechteroor van Marck. Marck kijkt naar Aart.
‘Zou je denken?’ zegt Marck.
‘Kom Marky’ Zegt Aart en springt behendig van de schouder van Marck zo op de balustrade van het prieel. Aart huppelt over de balustrade richting het trapje.
‘Kom, broeder’ Zegt Aart nog eens hardop en wenkt dat Marck moet opschieten.
Even later wandelen Marck en Aart gebroederlijk over het zon verlichte pad in het park. Anders dan eerder die ochtend toen Marck zijn huis uitliep en het nog kil en koud was, is het nu, nadat Jaqueline hem deze kant heeft gehaald, lekker warm en zonnig.
‘Het ruikt zo heerlijk hier’ zegt Marck. ‘Zo zoet. Dat ruik ik anders nooit wanneer ik hier loop.
‘Dat komt omdat aan de andere van het park, waar jij dus ook normaal gesproken loopt, geen snoepbloemstruiken groeien.’ zegt Aart. Hierbij wijst Aart vanaf het grijze wandelpad waar hij, in hetzelfde tempo als Marck loopt, heen en weer huppelt naar de rechterkant van het pad.
Marck staat stil. Hij neemt twee stappen naar rechts, waar hij de kleurige struiken ziet staan. Fel blauwe bladeren met daarboven honderden rode bloemen. Hij reikt naar een bloem en plukt er eentje vanaf. Marck ruikt aan de bloem.
‘Warempeltjes’ zegt Marck met een brede glimlach. ‘Dat ruikt naar aardbei.
‘Maar dan aardbei-snoepbloemen’ zegt Aart. ‘Toe maar. Neem maar een hap.
‘Ik heb al een bak chocoladesoesjes op hè, moet wel aan m’n lijn denken.’
Marck neemt een klein hapje van de snoepbloem.
‘Oh wat heerlijk’ zegt Marck na deze eerste kleine hap, om vervolgens snel alsnog de rest van de suikerbloem op te eten.
‘Langs alle wandelpaden in het park staan snoepbloemstruiken’ zegt Aart. ‘In verschillende kleuren en smaken. Alle mensen mogen er van eten wanneer ze hier zijn. Daarom laten we ze goed groeien. De snoepbloemstruiken worden verzorgd door de konijnen.
Op dat moment klinkt het geluid van een een scheepsbel achter hen. Marck draait verschrikt om van het harde bel-geluid. Midden op het wandelpad, vlak achter Marck en Aart, staat een mini brandweerwagen. Compleet met ladders en opgerolde rode waterslangen. De brandweerwagen komt met het dak niet hoger dan Marck zijn heupen. Marck zakt een beetje door zijn knieën. Knijpt zijn ogen een beetje toe omdat hij recht in de de felle zon kijkt. Hij kijkt in de cabine van de brandweertruck. Op dat moment klinkt de claxon van de truck. Heel hard. Marck valt van schrik naar achter, zo op zijn kont.
Uit het raam van de cabine, aan de bestuurders zijde, steken twee lange hangoren naar buiten.
‘We hebben het druk, goochem’ roepen de lange hangoren naar Marck.
‘Relax, boys’ roept Aart naar de lange oren. ‘Dit is Mark, weet je wel. Van Jaqueline’
De lange hangoren schieten spontaan kaarsrecht omhoog. Hierdoor verschijnen twee grote blauwe ogen, die eerst half onder de lange hangoren verborgen lagen. Aan de andere kant van de cabine verschijnen nu ook twee oren en een paar grote blauwe ogen uit het raam.
‘Oooooh’ roepen beide paar oren vanuit de cabine in koor. ‘Van Jaqueline!’
De oren verdwijnen weer terug in de cabine. Dan gaan beide cabinedeuren open. Plof. plof. Twee paar grote pluizige voeten landen op het wandelpad.
‘Maak kennis met Geer en Zoon’ zegt Aart tegen Marck.
Twee enorme zwart-wit gestippelde konijnen staan nu vlak voor Marck, die nog altijd op zijn kont zit midden op het wandelpad. Het konijn dat achter het stuur van de brandweertruck zat strekt zijn arm uit naar Marck.
‘Geer’ zegt het konijn, waarvan de oren weer iets zijn gaan hangen. ‘En dit is Zoon’
‘Aangenaam’ zegt Marck. ‘Maarre, heeft je zoon geen naam?
‘Zoon’ zegt Geer. ‘Dat zeg ik toch?’
‘Zoon?’ vraagt Marck verbaasd. ‘Gewoon, Zoon?’
‘Gewoon Zoon’ bevestigt Geert. ‘Al dat gedoe met namen. Zoon is tenminste te onthouden. Dochter ook trouwens. Heb 35 zoons en 47 dochters.’ Hierbij laat Geer een grote grijns zien en lijken zijn lange naar buiten stekende voortanden nog langer.
Marck moet hierom lachen. ‘Bij de konijnen af, hahahaha’
Geer kijkt wat onnozel naar Marck, dan naar Aart en dan naar zijn zoon. Maar die staat inmiddels met zijn ogen dicht en daar overheen hangen zijn oren. Zoon is in dromenland.
‘Hoe dan ook’ roept Geer. Geen tijd voor geneuzel. Vandaag is het de beurt voor aardbeiensmaak en Zoon heeft nog heel wat stampwerk te verrichten. ‘Hey, Zoon!’ Geer geeft een flinke mep tegen de hangoren van zijn zoon waardoor deze wakker schrikt.
‘Huh?’ stamelt Zoon ‘Wattiser?
‘Werken’ zegt Geer en hij huppelt terug naar de brandweertruck. ‘Hoppa, klim in de laadbak. Die aardbeien persen zich niet vanzelf.’
Zoon waggelt naar de truck, klimt via de zijladder omhoog en verdwijnt in de laadbak, uit de ogen van Marck. Even later ziet Marck rode spetters uit de laadbak komen. Marck is nieuwsgierig geworden en loopt naar de laadbak. Dan ziet hij dat de laadbak achterin vol ligt met vuurrode aardbeien. Zoon stampt er hevig op los waardoor de spetters aardbeiensap je om de oren vliegen. Geer rolt intussen een brandweerslang uit en loopt met de slang over zijn schouder naar de snoepbloemstruiken. Hij loopt onder de blauwe bladeren van de struiken door naar de stammen van de struiken. Daar staat hij stil en draait zijn hoofd om.
‘Draai de aardbeiensap maar open’ roept Geer naar zijn zoon.
‘De twee hangoren van Zoon steken iets over de rand van de laadbak. ‘Komt ie’ roept Zoon.
Aan het begin van de uitgerolde brandweerslang ontstaat een bobbel. De bobbel krijgt er meer bobbels bij en ze bewegen langzaam in de richting van Peet. Wanneer de eerste bobbel bij Geer aankomt, komt er een stoom rode aarbeiensap uit de slang. Peet houdt de slang goed beet en zorgt dat het aarbeiensap bij de stammen van de snoepbloemstruiken terecht komt.
‘Aaah’ zegt Marck. Nu snap ik het. De snoepbloemstruiken krijgen vers geperste aardbeien te drinken. Daarom zijn de bloemen rood en smaken ze naar aardbeitjes.
‘Jij hebt dingen snel door, nietwaar Marck?’ zegt Aart en kijkt Marck lachend aan.
‘Wijsneus’ zegt Marck en krabbelt overeind van het wandelpad. ‘Hoeveel smaken snoepbloemstruiken zijn er eigenlijk?
‘Zoveel als je wil’ antwoordt Aart ‘Dit stuk is nu aardbeiensmaak. Even verderop staat chocoladeliguster en bij de vijvers hebben we stroopwafel- en appeltaart-struiken.
‘Yummy zeg’ zegt Marck en laat hierbij zijn tong soepeltjes langs zijn bovenlip glijden.
Marck en Aart kijken nog even hoe Geer de aardbeiensap verdeelt over de dorstige snoepbloemstruiken. Daarna lopen ze verder het wandelpad af.
Tim, Tom, Carolien en Ad Pad.
‘Ho!’ Roept Aart na een paar minuten en staat abrupt stil. Marck houdt ook meteen halt.
‘Wat gebeurt er?’ vraagt Marck.
‘Kijk daar’ fluistert Aart. Hij wijst voor zich uit op het wandelpad. Daar staat een driehoekig verkeersbord. Met een rode rand. In het midden van het bord is een afbeelding van een slak met huis en een slak zonder huis op zijn rug te zien.
‘Opletten voor overstekende slakken’ zegt Aart.
‘Tuurlijk’ zegt Marck ‘Overstekende slakken. Logisch!’
Vanaf rechts, tussen de snoepbloemstruiken vandaan, kruipt langzaam een slak zonder huisje op zijn rug het wandelpad op. Achter deze slak verschijnt er nog één.
‘Hey, Aart’ roept de voorste slak naar boven. ‘We komen met een groot leger slakken het wandelpad oversteken naar het gazon dus, als jullie willen passeren kun je dat het beste nu doen.’
‘Ja, is goed’ zegt Aart. ‘Jullie zijn met de sterrenlampjes bezig, toch?’
‘Klopt’ zegt de slak. ‘Het hele gazon rondom Esther leggen we vol. Maarre, wie is die reus naast je?
Aart kijkt naar links, naar Marck ‘Dit is Marck.’
‘Ooooh’ zegt de slak dan vol ontzag. Zijn voelsprieten draaien hierbij langzaam van links naar rechts en dan net zo langzaam omhoog. ’Hoi Marck.’
‘Hallo’ zegt Marck tegen de slak. Hoe heet jij?
‘O jeetje, wat dom’ zegt de slak. ‘Vergeet ik me voor te stellen. Ik ben Tim. Aanvoerder van de lichtploeg. En dat is Tom.’ De slak wijst met zijn uitgestrekte voelsprieten naar de naaktslak die vlak achter hem staat.
‘Dag Tim, dag Tom. zegt Marck tegen de twee slakken ‘Maar…wacht eens even. Ik ken jullie. Tim en Tom en het avontuur van de rode vlakte! Jullie zijn toch opgepeuzeld door een merel?
Tim en Tom moeten hierom lachen. ‘Dat leek er wel op, hè? Nee hoor. Wij zijn juist gered door de merel. Zij heeft ons hierheen gebracht in opdracht van Jaqueline.
‘Aaaah’ zegt Marck. ‘Ik vond het al zo zielig voor jullie. Fijn dat het toch goed is gekomen.
‘Steken jullie even over aub?’ zegt Tom en beweegt zijn voelsprieten weer langzaam van links naar rechts om de noodzaak tot oversteken te versterken ‘Wij hebben nog heel wat uren werk te doen vandaag, weet je’.
Marck en Aart lopen een stukje verder het pad af en draaien daarna om. Achter Tim en Tom komen nog meer slakken uit de bossages. Naaktslakken en slakken met een huisje op hun rug. Elke slak draagt een sliert met lampjes met zich mee. De slakken bewegen zich langzaam voort. Na een tijdje is de oversteekplaats op het wandelpad vol met slakken die allemaal lampjes bij zich dragen en naar het grote gazon glijden. Het lijkt veel op de beroemde buffeltrek over de Serengeti. Maar dan zonder de stofwolken die ontstaan door de miljoenen hoeven die het zand omhoog doen stuiven. De slakken laten enkel een glimmend en plakkerig spoor op het wandelpad achter. Tim en Tom staan allebei midden op het pad om er voor te zorgen dat de vele honderden slakken keurig in het gelid blijven en allemaal veilig aan de overkant komen.
‘Wat gaan jullie doen?’ vraagt Marck aan Tim en Tom.
‘Jaqueline heeft ons lichtmanagers van het gazon gemaakt’ zegt Tom. Het hele gazon rondom Esther leggen we vol met lampjes. Wanneer het festival begint zal het gazon er uit zien als een sterrenhemel met miljoenen knipperende, fonkelende sterren. Maar dan op de grond dus.
‘Wow’ zegt Marck. ‘Dat zal mooi zijn.
‘Ja het wordt vast een mooi spektakel.’ zegt Aart ‘Maar kom, we gaan snel door’.
‘Succes, mannen.’ zegt Marck
Aart huppelt met grote sprongen naar Marck en klimt in rap tempo en behendig naar Marck’s schouder.
‘Zie je verderop de twee vijvers? vraagt Aart.
‘Jazeker’ antwoordt Marck. Daar ben ik in de zomer vaak. Kun je zo heerlijk bij het water liggen. Soms springen er vissen uit het water. Dan lijkt het net of ze een dansje voor mij uitvoeren. En als er onweer op komst is dan kwaken de kikkers heel hard. Dan weet ik dat het tijd is om naar huis te gaan voordat het noodweer losbarst.
‘Precies’ zegt Aart. De vissen en de kikkers zijn deze dagen ook volop in de weer om het Harten Festival een magische uitstraling te geven. Laten we daar even gaan kijken.’
Na een paar minuten komen Marck en Aart aan bij de eerste vijver. De vijver is rond met in het midden een fontein die in de zomer mooie bogen van water vanuit het midden van de vijver naar de zijkanten spuit. Rondom de fontein liggen in de zomer altijd mooie grote leliebladeren waar de kikkers graag op zitten te rusten en waaruit grote gele bloemen groeien. Nu is de vijver leeg en kaal. De fontein slaapt.
Dan springt er ineens een grote vis uit de vijver. Precies voor de twee neuzen van Marck en Aart. De vis valt daarna weer net zo rap terug het water in. Splash. Het water spettert alle kanten op en sommige druppels komen zelfs in het gezicht van Marck terecht.
‘Brrr, koud’ zegt Marck. Maar, zag ik dat nu goed? Had die grote vis nu een kabel of zoiets in haar bek?
Marck buigt zich voorover. Zover dat zijn hoofd boven de vijver hangt. Hij knijpt zijn ogen iets toe om in het water te kunnen kijken want hij wil de vis onder water zien. Aart doet hetzelfde. Zijn kleine kraalogen heeft hij een beetje dicht en hij tuurt in stilte vanaf de schouder van Marck ook de natte vijver in.
Op dat moment springt de vis opnieuw met een enorme boog uit het water en valt weer terug. Splash!
Het water spettert precies in het gezicht van Marck en over de dikke wintervacht van Aart.
‘Hè bah’ moppert Aart en wrijft snel met zijn smalle roodharige vingertjes over zijn gezicht om het koude water uit zijn haren te krijgen.
‘Oooh, sorry’ klinkt het uit het water. ‘We zijn zo druk bezig dat ik even niet heb gerekend op bezoek aan de kade!’
‘Beetje opletten zou geen kwaad kunnen, Carolien.‘ moppert Aart en wrijft de laatste vijverspetters van zijn wollige vacht.
‘Dit is Marck’ zegt Aart tegen de vis die met haar glimmende kop net boven het water uitsteekt.
‘Dag, Marck’ zegt de vis. ‘Je hoorde het Aart al zeggen, ik ben Carolien.
‘Die jij zo leuk vind spetteren in de zomer.’ zegt Aart.
‘Nou, ik hoop dat je het nog net zo leuk vind nu.’ zegt Carolien giechelend.
‘Hihihi’, zegt Marck. ‘U bent dus degene die altijd zo vrolijk uit het water springt in de zomer?
‘En in de winter ook tegenwoordig, kennelijk’ mompelt Aart net aan hoorbaar.
‘Wat leuk kennis met u te maken’ zegt Marck enthousiast. ‘Ik vind dit zo een fijn plekje in het park. Wanneer u uit het water springt is het net alsof u een balletuitvoering geeft.’
‘Wat lief van je Marck. zegt Carolien.’Ik vind het heerlijk om grote bogen in de lucht te maken en dan weer in het water te duiken. Het is ook meteen een goede conditietraining. Want anders wordt ik moddervet, hihihi.
Aart huppelt intussen van de schouder van Marck af en gaat aan de rand van de vijver staan.
‘Zeg Caar’ zegt Aart ‘Wat ben je nu precies aan het doen? We zagen je met een iets van een kabel in je mond? ‘Ja, wat bent u aan het maken, mevrouw Carolien? vraagt Marck.
‘Jij mag Caar zeggen, hoor Marck. zegt Carolien en knipoogt naar hem. Marck zit nu op zijn billen op het gras aan de rand van de vijver. De knipoog van Carolien doet hem glimlachen. Hij knipoogt terug.
‘Nou Marck’ zegt Carolien. ‘Wij hebben de fontein omgebouwd zodat het de vorm van een enorm rood hart heeft. Het water uit de sproeiers zullen veranderen in miljoenen kleine ijskristallen. Deze ijskristallen komen neer als helder witte sneeuw op de vijver, die dan bevroren zal zijn. De mensen kunnen dan in de sneeuw spelen, glijden en schaatsen. Om het rode hart heen.
‘Dat klinkt erg gezellig’ zegt Marck. ‘Maar als de vijver in ijs verandert, waar gaat u dan heen? U en alle andere vissen kunnen dan niet meer lekker zwemmen!’
‘Dat klopt’ antwoordt Carolien. ‘Wij krijgen met het hartenfestival een speciaal plekje. Een plek waar iedereen ons kan zien. Want normaal gesproken zien jullie ons niet omdat we altijd in het water zijn. En het water is in de zomer vrijwel volledig bedekt met planten. Voor ons heel fijn want wij kunnen tussen de planten spelen en rusten. Maar voor de mensen zijn we niet zichtbaar. Jaqueline heeft voor ons daarom een groot aquarium laten maken. Alle vissen uit de vijver zullen tijdens het Harten Festival in het aquarium zwemmen. De mensen kunnen ons dan goed zien. ‘
Gaaf’ zegt Marck. ‘Spannend ook. Ben erg benieuwd’.
‘Het wordt een onvergetelijke avond, Marck’ zegt Carolien. ‘Dat kan ik je beloven. Maar ik ga weer verder. Ik wens jou veel succes met de promotie. Doe je best. We hopen dat veel mensen zullen komen’
‘Ik zal mijn uiterste best doen’ zegt Marck. ‘Alle mensen moeten dit komen zien’
Aart zit naast Marck zijn wollige staart te poetsen en lijkt niets van het gesprek tussen Marck en Carolien te hebben opgevangen.
‘Zeg Aart’ zegt Marck en tikt hem op zijn schoudertje. ‘Ben je uitgepoetst? We moeten weer verder denk ik’
Aart kijkt op. ‘Oh, ja natuurlijk. Euhm…we gaan maar even bij de volgende vijver kijken. Ik wil wel eens weten wat die luie kikkers aan het uitvreten zijn want in de winter zijn ze vaak erg sloom.’
Marck klimt overeind en Aart huppelt weer behendig via Marck’s benen naar zijn schouder.
‘Dag Carolien’ zegt Marck en zwaait naar Carolien.
‘Dag Marck’ zegt Carolien terug. Zij zwaait met haar vinnen en verdwijnt daarna onder het water.
Marck loopt met Aart op zijn schouder van de vijver terug naar het wandelpad. Onderweg naar de volgende vijver ziet Marck lange rijen snoepbloemstruiken langs het wandelpad staan. Sommige zijn fluweelrood van kleur, anderen goudgeel met bruin Het ziet er gezellig en kleurrijk uit .
Marck kan de vijver al goed zien liggen vanaf het pad. In het midden van de vijver staan grote stijgers. Het soort stijgers die je in de stad bij de gebouwen ziet staan waar timmermannen op werken.
‘Wat zou dat toch zijn? Mompelt Marck.
‘Als het goed is zijn ze de draaimolen aan het bouwen.’ antwoordt Aart’ Die komt in het midden van de vijver te staan.
Dichter bij de vijver komt hoort Marck een hoop kabaal. Het geluid van zagen en timmeren.
Vanaf de oever van de vijver is een smalle houten loopplank over de vijver naar het midden toe gemaakt. Zo kunnen de werklui makkelijk en met droge voeten de vijver oversteken naar het midden waar ze aan het werk zijn.
‘Kom’ zegt Aart tegen Marck en springt van Marck zijn schouder af, naar de loopplank.
Marck kijkt bedenkelijk.
‘Over die smalle houten plank lopen bedoel je?’ vraagt Marck aan Aart ‘Dat is gemaakt voor kikkers, eekhoorntjes en hele kleine mensen. Niet voor grote mensen zoals ik. Heb ik straks niet alleen natte voeten maar lig ik straks tijdens het Hartenfestival met een longontsteking in bed! Mij niet gezien.’
Aart kijkt naar Marck. Kijkt dan naar de smalle houten loopplank. ‘Ja, je hebt ook wel gelijk’ zegt Aart. ‘Die koukleumen hebben de loopplank natuurlijk gemaakt om zelf over te kunnen lopen en niet gerekend dat er een groot mens over moet. Wacht maar even.’
Aart haalt heel diep adem. Stopt twee vingers in zijn mond en blaastt er hard op waardoor er een schelle harde fluittoon klinkt.
Tussen de steigers vandaan verschijnt een enorme vette, groene pad. De pad draagt op zijn glibberige kop een wollen rode muts met een wit pluizig bolletje er aan. Om zijn nek draagt hij een rode sjaal. Zo te zien is hij snipverkouden want er hangt een enorme snottebel aan zijn neus.
‘Waarom is de sirene afgegaan?’ brult de vette pad met schorre stem vanaf het midden van de vijver naar Aart. Het witte bolletje aan de punt van de kerstmuts beweegt door het gebrul van de vette pad wild heen en weer. De snottebel aan zijn neus ook
‘Nu denken alle die luie kikkers dat het pauze is. Kan ik ze weer aan het werk sturen. En ze zijn al zo snel afgeleid.’
‘Dat was geen sirene, Ad’ zegt Aart. ‘Ik floot hard naar je omdat je iets moet doen’
‘Iets moet doen? vraagt Ad. ‘Wat dan? ‘Ik heb anders werk zat hier’.
‘De loopplank moet breder gemaakt worden’ zegt Aart tegen Ad. ‘Marck hier…’ en hij wijst achter hem waar Marck staat,..is te groot voor deze smalle loopplank. Hij zou pardoes in het koude water kukelen.
‘Marck?’ mompelt Ad. ‘Wie is dat? En waarom moet hij hier komen? We zijn met een geheim project bezig, weet je wel? We hebben niet voor niets de boel met steigers afgezet.’
‘Marck is uitgenodigd door Jaqueline’ zegt Aart. ‘Heb je daar niets van gehoord dan?
Ad zijn ogen worden ineens een stuk groter. Zij vette groene lijf komt iets omhoog zodat alle vier zijn paddepoten zichtbaar zijn. Hij waggelt een stukje dichter naar de vijver om Marck beter te kunnen zien. Het witte bolletje aan de rode muts tikt bij elke stap die Ad zet tegen zijn voorhoofd aan. Precies tussen zijn ogen. Dan gaat de brede mond van Ad open en wordt de mond langzaam alsmaar breder. Dan, ineens….’Haaaatsjoe! De glibberige snottebel vliegt met een noodgang van Ad’s neus af, enkele meters de lucht in en landt in de vijver. Flats!
‘Gezondheid’ zegt Marck
‘Mja’ zegt Aart en haalt zijn neusje op ‘Inderdaad’
‘Oooh!’ zegt Ad na de enorme nies en wrijft zijn rechter paddepoot onder zijn neus langs. ‘Jaqueline! Ja natuurlijk, Aart. Ik zal een team bij elkaar roepen en zorgen dat alle kikkers hier als de wiedeweerga de loopbrug breder gaan maken.’
‘Dankjewel’ zegt Aart.
Ad draait zich om en verdwijnt weer tussen de hoge steigers. Marck en Aart horen even later in de verte weer een enorme nies. Een paar minuten later verschijnen bij de loopplank twee kikkers met ieder een met gereedschap gevulde gele timmermansriem om hun middel. Zij dragen allebei een baseball pet, sterke werkhandschoenen en een wollen sjaal om hun nek. Vlak achter hen komen nog meer kikkers in dezelfde uitrusting aan wippen. Bij de loopplank staan in enkele minuten tijd een tiental kikkers druk te kwaken met elkaar. Ad is er ook bijgekomen en maakt wilde gebaren met zijn paddepoten. Even later huppelen er tientallen kikkers in timmermanskleding druk heen en weer en beginnen zij druk te sjouwen en timmeren.
Marck en Aart zijn er maar bij gaan liggen. In het gras. Het zonnetje schijnt nog altijd even lekker. Marck maakt gebruik van dit rustmoment om lekker even zijn ogen dicht te doen en de warme zonnestralen op zijn gezicht te voelen.
‘Zeg Aart’ zegt Marck al liggend op zijn rug met gesloten ogen. ‘Het is allemaal reuze interessant en zo hoor. De bewoners van het park die hun best doen om er wat moois van te maken zodat Het Hartenfestival een groot succes wordt. Snoepbloemen, pratende eekhoorns, padden, konijnen en vissen. Allemaal leuke verassingen voor de bezoekers. Maar Jaqueline is geen bewoner van het park. Waar komt zij nou vandaan?’
‘Als je goed naar Jaqueline hebt gekeken moet je wel een idee hebben kunnen krijgen’ antwoordt Aart.
Marck draait zijn hoofd naar links, waar Aart zit, en kijkt hem aan. ‘Goed heb gekeken? Pff, nou, ik weet niet hoor. Ze doet me denken aan een engel met die mooie haren en haar heldere gezicht. Waarom weet ik ook niet want heb nog nooit een engel gezien. Maar volgens mij zou een engel er zo uit kunnen zien. De harpklanken die ze maakte met het zonlicht is ook niet helemaal van deze wereld. Dus ja, een engel’
‘De benaming ‘Engel’ zou Jaqueline tekort doen.‘zegt Aart. ‘Denk groter, Marck. Veel groter’
‘Ahum’ klinkt het uit een schorre keel vanaf een stukje verderop. Ad Pad staat midden op de tot loopbrug omgebouwde loopplank. ‘Zo breed genoeg, meneer Staart?’ Aart huppelt in rappe sprongen naar de loopbrug. Zijn mooie rode pluizige staart zwiept hierbij soepel van links naar rechts. Aart ziet weer een lange druppelvormige snottebel aan de neus van Ad hangen. Hij vermoedt dat er ieder moment weer een enorme nies zal losbarsten.
‘Dat ziet er een stuk beter uit, Ad’ zegt Aart. ‘Hebben jullie met elkaar toch snel voor mekaar!’
‘Graag gedaan, Aart’ zegt Ad. ‘De jongens zijn direct weer aan het werk gegaan want er is nog veel te doen aan de draaimolen. De klokt tikt door hè’
‘We komen alleen even kijken’ zegt Aart. ‘We zullen niet in de weg lopen’
Marck en Aart lopen voorzichtig over de loopbrug naar het midden van de vijver.
‘Moeten de mensen hierover lopen?’ vraagt Marck. ‘Ik bedoel, de loopbrug mag dan wel breder zijn nu. Echt stevig is het niet’
‘De brug zal worden weggehaald’ antwoordt Aart. ‘De vijver zal tijdens Het Hartenfestival bevroren zijn. Dan kunnen de mensen er over lopen.
Marck en Aart staan bij de steigers in het midden van de vijver. Er is een smalle doorgang tussen de lange houten palen en vlonders. Marck is een beetje te lang dus moet hij bukken om niet zijn hoofd te stoten. Onhandig waggelt Marck op zijn hurken en met gebogen rug achter Aart aan onder de steigers door. Aan het eind van de smalle en lage doorgang komen zij aan bij het midden van de vijver. Wat Marck hier ziet heeft hij niet kunnen vermoeden. Dit is de grootste en mooiste draaimolen die hij ooit heeft gezien. Met maar liefst drie verdiepingen. Marck staat met mond open de schoonheid van de enorme draaimolen te bewonderen. Tientallen karretjes in de vorm van enorme vogels. Er passen wel 6 grote mensen in één vogel.
‘Stukkie vakmanschap, hè?’ Zegt Ad vlak naast Marck met schorre stem. Loop maar achter mij aan. Dan wandelen we er even omheen. We zijn met alle kikkers en padden uit het park al wekenlang aan het werk. Nog wat schilderwerk en de verlichting controleren en dan zullen we klaar zijn voor het Hartenfestival.’
‘Wow!’ zegt Marck terwijl zij rond de draaimolen wandelen. ‘Ik heb nog nooit zoiets moois gezien.’ Het lijkt wel of de draaimolen zweeft. Het lijkt wel of alle vogels zweven. En dan die kleuren. Zo onwerkelijk mooi en fel. En die verschillende verdiepingen! Nog nooit gezien.
‘Het líjkt niet alleen te zweven’ zegt Ad ‘ De verdiepingen en de vogels zweven ook écht. Alles zweeft in de draaimolen. Je zult het wel zien wanneer we open gaan.
‘Het zal er van een afstand ook supermooi uitzien. zegt Marck. Hij heeft een brede glimlach op zijn gezicht. ‘Ik word alsmaar benieuwder naar het Hartenfestival.
‘Zullen we verder wandelen, Marck?’ vraagt Aart. ‘Dan gaan we nog even bij Esther kijken. Het wordt ook al weer kouder voel ik. De zon verdwijnt al achter de dennenbomen.
Marck kijkt naar de zon die inderdaad alweer aan het zakken is. De zon is van eerst geel naar nu oranje gekleurd.
‘Ik begin het ook wel een beetje fris te krijgen’ zegt Marck. ‘Welke kant gaan we op?
‘Laten we maar gewoon via het wandelpad gaan.’ zegt Aart . ‘Dan komen we vanzelf bij Esther langs.’
Aart huppelt snel weer via Marck zijn broekspijp naar de schouder van Marck.
‘Ahoy, schipper. Recht vooruit’ roept Aart. Hij wijst hierbij met zijn pluizige armpje recht naar voren en houdt zijn andere hand boven zijn ogen alsof hij in het kraaiennest van een schip zit en over de oceaan tuurt. Marck moet lachen om het malle gedrag van Aart.
‘Ja, schipper. Hou jij alles maar goed in de gaten en zorg dat je niet uit het kraaiennest valt ‘ zegt Marck terug en loopt voorzichtig over de loopbrug weer naar de kant van de vijver.
‘Haatsjoe’ klinkt het hard achter de steigers vandaan.
Het wandelpad vanaf de vijver kronkelt langs vele snoepbloemstruiken aan beide zijden van het pad. De zoete geur van de snoepbloemen hangt als een dikke deken over het park. Marck krijgt er trek van en plukt een goudgele snoepbloem van een struik.
‘Mmmm, lekker’ zegt Marck. ‘Appeltaart. Wil je ook?’ vraagt hij aan Aart en houdt de suikerbloem voor de neus van Aart.
‘Hè bah’ zegt Aart. ‘Mij niet gezien hoor. Veel te zoet. Ik hou het wel bij eikeltjes en beukenootjes. Over nootjes gesproken, ik heb wel trek. Gelukkig heb ik bij Esther een wintervoorraad aangelegd dus kan meteen wat nootjes knabbelen.
Esther
‘Joehoe’ klinkt een vriendelijke damesstem ergens tussen de takken van Esther vandaan.
Marck kijkt verschrikt op en probeert tussen de takken de persoon te vinden van wie de stem is.
‘Daar’ zegt Aart en wijst naar halverwege de enorme takken van Esther. ‘Mevrouw Staart.’
‘Oh echt?’ zegt Marck en zwaait naar mevrouw Staart hoog in de boom. ‘Dag, mevrouw Staart. Ik ben Marck. Uw man laat mij uw mooie park van een andere kant zien vandaag.’
Mevrouw Staart springt, net als Aart, haar man, dat zo behendig kan, van tak naar tak en zit binnen enkele seconden op ooghoogte van Marck op de laagst hangende dikke tak van Esther.
‘Ik weet er van, Marck’ zegt mevrouw Staart. ‘Zeg jij maar Daisy, hoor’
Marck strekt zijn arm en schudt de rode pluizige hand van Daisy ‘Prettig kennis te maken, Daisy.
Daisy heeft net als Aart een enorme roodbruine pluizige staart. Haar vacht is nog roder dan die van Aart.
Wat grappig. Iedereen die ik in het park heb gesproken wist al dat ik vandaag hier zou zijn. Behalve ik zelf.’
‘En? Wat vind je er van?’ vraagt Daisy.
‘Nou’, zegt Marck ‘Het is allemaal nogal wat, en ik heb wat tijd nodig om de indrukken van vandaag te laten bezinken. Het is niet zo dat ik elke dag met dieren staat te praten. Of appeltaart bloemen van de struiken pluk en deze kan eten. Of, ..’
Marck stopt met praten want hij wordt abrupt onderbroken door een langzaam sprekende stem die achter Daisy vandaan lijkt te komen.
‘Of dat je eindelijk eens kennis komt maken met je favoriete boom in het park’ klinkt de stem.
Het is de stem van een oudere vrouw. Daisy draait zich om op de tak waarop zij zit en loopt voorzichtig over de tak naar de stam van de boom.
‘Hebben we je wakker gemaakt, meid?’ vraagt Daisy op vriendelijke en zachte toon.
Er klinkt een flinke geeuw uit de boom. Het is Esther.
‘Ach, het was toch tijd om wakker te worden. zegt Esther.
Die middagdutjes lijken steeds meer tijd in beslag te nemen. Daisy draait haar hoofd naar Marck. ‘Kom je even gedag zeggen, Marck?’
‘Ja tuurlijk’ zegt Marck en loopt naar de stam van de boom. Ter hoogte van waar Daisy op de dikke tak zit, ziet Marck nu duidelijk twee ogen. Om de ogen heen liggen verschillende lagen boomschors over elkaar heen. Hierdoor kun je maar moeilijk de ogen ontdekken. Maar nu heeft Esther haar ogen een beetje open en is haar oogwit goed te zien tussen de groenbruine lagen boomschors. De ogen van Esther kijken Marck vriendelijk aan. De neus van Esther is moeilijk te ontdekken maar ligt verborgen ergens tussen de elkaar overlappende lagen boomschors net onder haar ogen. De mond van Esther laat zich makkelijker zien. Op kniehoogte zie je goed hoe twee brede lagen van het groenbruine boomschors als lippen tegen de boomstam aan lijken te liggen.
‘Dag, Marck’ zegt Esther ‘Fijn je te zien. Hoe is het met je?
‘Goed, dank u’ zegt Marck ‘Fijn ook om u te zien’.
‘Ik ben gewoon Esther voor jou, hoor Marck. Zeg, je bent door Aart ingelicht en rondgeleid neem ik aan?
‘Aart is een goeie gids geweest vandaag’ antwoordt Marck. ‘We zijn begonnen met een kennismaking met Jaqueline en hierna over het wandelpad langs de snoepbloemen en de vijvers naar u. Onderweg heb ik interessante dieren ontmoet die hier in het park leven. Iedereen is druk bezig om het Harten Festival voor te bereiden.’
‘Denk je dat de mensen het Harten Festival leuk zullen gaan vinden? vraagt Esther.
‘Ik weet het wel zeker!’ antwoordt Marck enthousiast. ‘Wie zou niet verrast zijn en vrolijk worden van zoveel kleur en moois? Daar wordt iedereen blij van! En dan heb ik nu alleen nog maar de voorbereidingen gezien bij daglicht.
‘Dat is fijn om te horen, Marck’ zegt Esther.
‘Jaqueline vertelde me al dat Het Hartenfestival de mensen iets moet meegeven. zegt Marck. ‘
‘Klopt’ zegt Esther ‘Weet je, Marck, ik heb in mijn lange leven hier in het park al heel wat mensen onder mijn takken gehad. In mijn jonge jaren waren het vooral verliefde stelletjes die bij mij beschutting vonden. Maar ook veel kunstenaars zoals schilders en dichters vonden onder mijn takken inspiratie voor unieke creaties. Ik genoot van de mooie energie die de mensen vrij lieten gaan. Hun energie en die van mij waren altijd goed in balans. Zoals de natuur het ook bedoeld heeft. De laatste jaren is dit helaas anders. De mensen van deze tijd zijn gesloten. Op een enkeling zoals jijzelf na. De mensen delen hun energie niet meer met mij. Ook niet met de andere bomen en dieren in het park. Veel mensen komen hier met zorgen. Zonder levensvreugde. Het lijkt wel of ze hun ziel kwijt zijn. Ik voel dat heel sterk en ik geef de mensen dan iets van mijn krachten om hen weer een beetje op de been te helpen. Maar omdat ik weinig tot geen energie van de mensen terug krijg raak ik hierdoor erg vermoeid. En ik niet alleen hoor Marck. Alle planten en dieren op de wereld voelen dit. De mensen nemen meer en meer van onze energie weg en geven niet veel meer terug. Dat kan niet zo door blijven gaan. De mensen zijn ongelukkig, leven in een niet natuurlijke wereld die zij zelf hebben gecreëerd. Maar de mensen kunnen niet zonder ons leven. En wij kunnen niet alsmaar energie blijven geven. Dan gaan we dood. Uiteindelijk zullen de mensen dan zelf ook dood gaan. Daarom moet de balans weer in de natuur terug gebracht worden. De harmonie moet terug.’
Intussen is Jaqueline stilletjes, uit het niets, achter Marck komen staan. Marck voelde de komst van Jaqueline en draait zich naar haar toe. Jaqueline neemt het woord over van Esther.
‘Wat de ogen zien, ziet het hart niet. zegt Jaqueline en kijkt Marck aan. ‘Niet meer, althans. ‘De mensen zijn vergeten met hun hart te kijken. Weten niet meer hoe dat moet. Met Het Hartenfestival willen wij de mensenharten weer openen. We maken er een speciaal feestje van zodat de mensen deze ervaring nooit meer zullen vergeten en weer met levensvreugde in het park komen. In alle parken.
‘Weet je Jaqueline’, zegt Marck. Het is misschien wat vreemd maar het park voelt een beetje van mezelf. Het doet me goed dat ik kan meehelpen.
‘Dat hoopte ik al’ zegt Jaqueline. ‘Zoals je ziet zijn we bijna klaar met de voorbereidingen. De taak ligt bij jou om de mensen hier te krijgen.
Ik beloofde Esther zojuist al dat ik mijn uiterste best zal doen en deze belofte doe ik ook aan jou, Jaqueline’ zegt Marck.
‘Daar twijfel ik geen moment aan’ zegt Jaqueline. ‘Ga nu maar snel naar huis want het weer aan de andere kant is guur aan het worden.
‘Oh ja’ zegt Marck. Dat was ik bijna vergeten. Hoe kom ik weer terug?
‘Dat gaat vanzelf wanneer je het pad afloopt naar de uitgang van het park’ glimlacht Jaqueline en reikt Marck haar rechterhand.
Marck schudt Jaqueline de hand. Zij glimlacht. Er lijkt licht uit haar ogen te stralen. Marck glimlacht terug. ‘Tot op het Hartenfestival, Jaqueline. zegt Marck.
Marck draait zich hierna om naar Esther.
‘Die slaapt alweer’ zegt Aart en huppelt dichter naar Marck en klimt behendig langs de broekspijp naar de schouder van Marck en gaat daar zitten. Hij kijkt Marck aan.
‘We zien elkaar snel weer, broeder’ Aart houdt zijn rechterarmpje uitgestoken en balt zijn vuist.
Marck moet hierom weer glimlachen. Marck balt zijn vuist en doet deze zachtjes tegen die van Aart aan.
‘Broeder’ zegt Marck.
De Parkbeheerder
Aart huppelt van Marck’s schouder razendsnel naar de hoogste takken van Esther waar zijn Daisy en zijn kinderen zijn.
Marck draait zich weer naar Jaqueline maar die is zonder enig geluid te maken in het niets verdwenen. Hij kijkt stilzwijgend om zich heen. Het is stil. Alleen heel hoog in Esther hoort hij de eekhoorntjes heen en weer bewegen over de takken. De zon is ergens achter de hoge dennebomen aan het einde van het park verdwenen. Marck start zijn wandeling naar de uitgang van het park. Onderweg kijkt hij in het gras of hij misschien Tim en Tom of andere slakken aan het werk ziet maar het lijkt wel of iedereen gestopt is met werken. Wanneer hij langs de vele rijen met snoepbloemen loopt voelt Marck een harde ijskoude wind langs zijn benen en nek gaan. In deze scherpe wind vliegen dikke flarden met sneeuw mee. Het doet pijn aan het gezicht van Marck en hij doet gauw zijn kraag omhoog. Op het hoofdpad naar de uitgang van het park ziet Marck een silhouet in het schijnsel van de lantaarnpaal bij het gietijzeren hek. Marck knijpt zijn ogen een beetje toe om te kunnen zien wat of wie de schim in de verte bij het hek is. Dan merkt Marck aan het glibberen onder zijn schoenen dat het wandelpad vol ligt met sneeuw. Naast hem zijn de snoepbloemen verdwenen en ziet hij de oude en vertrouwde kale bosjes die alleen in de zomer blaadjes en bloemen hebben. Marck maakt kleine stappen in de dikke laag sneeuw. Hij maakt de kleine stappen om niet uit te glijden.
Wanneer Marck dichter bij het hek is ziet hij dat de silhouet een man is. De man kijkt naar Marck.
‘Waar komt u ineens vandaan?’ Zegt de man bij het hek tegen Marck. ‘Ik heb net m’n laatste ronde door het park gemaakt op de sneeuwschuiver maar ik heb niemand in het park gezien dus wilde ik de hekken al gaan sluiten’
Het is de parkbeheerder. Marck heeft de parkbeheerder tot nu toe alleen nog maar van een afstand gezien en herkende hem dus niet meteen. De sjaal die de parkbeheerder voor zijn mond en neus heeft geslagen, én de grote hoeveelheden vallende sneeuwvlokken, maakten het Marck ook niet makkelijk om hem te herkennen.
‘Gaat u het park al sluiten?’ vraagt Marck.
‘Ik sluit het park elke dag rond deze tijd. antwoordt de parkbeheerder. ‘Ben nu een beetje vroeger, dat wel. Maar dat komt omdat het volgens de weerberichten heel hard en lang zal blijven sneeuwen. Het gaat ook hard vriezen.
Marck staat nu dicht bij de parkbeheerder. ‘Kom’ zegt Marck ‘Ik help wel even’.
Marck pakt de ene helft van het hoge gietijzeren hek en draait het naar de parkbeheerder die de andere helft sluit en vervolgens de twee delen aan elkaar vastmaakt.
‘Dankjewel’ zegt de parkbeheerder vriendelijk.
‘Graag gedaan’ zegt Marck.
‘Toch vreemd dat ik je niet gezien heb zojuist in het park’ zegt de Parkbeheerder. ‘Ik heb elk wandelpad op mijn ronde grondig gecontroleerd. Ik let er altijd goed op dat er geen mensen per ongeluk in het park achterblijven wanneer ik het hek op slot doe.
‘Ik was bij Esther. zegt Marck en wijst in het park dat nu niet meer is dan een donker vlak met witte strepen. Dat zijn de besneeuwde wandelpaden door het park heen.
De parkbeheerder kijkt Marck met gefronste wenkbrauwen aan maar besluit dan om het maar zo te laten.
‘Ga maar snel naar huis want er komt een flink pak sneeuw aan’
‘Ik ben al thuis’ zegt Marck.
De wenkbrauwen van de parkbeheerder fronsen opnieuw. Hierop moet Marck lachen,
‘Nee, niet hier in het park. Daar.’ Marck wijst naar overkant.’Ik woon daar.’
‘Ooh’ zegt de parkbeheerder en moet nu ook lachen. ‘ Ik dacht al, die spoort niet. Maar goed, dan gaan we elkaar vast wel vaker zien’
Marck glimlacht naar de parkbeheerder. ‘Ja, die kans zit er wel in denk ik.’
Het sneeuwt intussen nog harder dan even daarvoor. In het gelige lichtschijnsel van de historische lantaarnpaal kun je de grote vlokken met vaart zien neerkomen. De hele straat en stoep en alle geparkeerde auto’s zijn voorzien van enkele centimeters sneeuw. Het lichtschijnsel van de mooie lantaarnpaal beschijnt de zijkant van het gezicht van de parkbeheerder die het slot van het hek vergrendelt. Het gezicht van de parkbeheerder is verborgen in zijn dikke wollen sjaal maar Marck kan zijn vriendelijke ogen nog net zien. Marck verbergt zijn gezicht weer diep in zijn kraag en stapt weg van het hek. ‘Goede nacht dan maar, doei! zegt Marck.
‘Jij ook’ zegt de parkbeheerder. ‘Goede nacht’
IJspegeltjes
De grote teen van Marck voelt koud aan. Hij opent voorzichtig één oog. Kijkt langs het dekbed naar het voeteneind. ‘Warempel’ denkt Marck. ‘Weer buitenboord dat kreng’ En trekt snel zijn linkervoet terug onder het warme dekbed.
Marck blijft nog een tijdje liggen maar wanneer hij wakker genoeg is besluit hij op te staan. Bij het openen van de gordijnen ziet Marck dat het sneeuwen de hele nacht is doorgegaan. De straat is wit. Alle auto’s staan onder een dikke laag sneeuw. Van sommige auto’s kun je de banden niet eens zien. Een vreemd metaalachtig geluid klinkt van buiten. Marck duwt zijn neus tegen het koude raam om te kunnen zien wat er links van de straat gebeurt. Het is een buurman van even verderop die zijn straatje aan het sneeuwvrij maken is. Bij elke schep schuurt de schop van de buurman over de stoeptegels wat een ongewoon gedempt geluid maakt. Aan de overkant van de straat ziet Marck dat ook het park veranderd is in een witte wereld. Hij moet denken aan Aart, Carolien, Daisy, Tim en Tom, Jaqueline. En Esther natuurlijk. Hij hoopt dat ze het niet koud zullen hebben. Waarschijnlijk niet want het sneeuwde niet aan de andere kant.
Die zondagmorgen blijft Marck lekker binnen waar het warm is. Met een kop hete koffie kruipt Marck in zijn luie stoel.
De verwarming is al flink op temperatuur. Het contrast van de warme straling die van de radiator achter zijn stoel langs zijn nek omhoog stroomt, en die van de nog aanwezige koude nachtlucht bij zijn enkels en voeten, zijn typerend voor deze winterochtenden. Marck houdt daar erg van. Wel heeft hij een extra paar wollen sokken aangedaan en daar overheen een paar wollen sloffen. Kouwe tenen moet hij niks van hebben. Marck neemt een zuinig slokje van zijn hete sterke zwarte koffie. Zet zijn mok daarna op de salontafel en plaatst beide handen op het toetsenbord van zijn laptop.
Marck heeft zijn marketing strategie voor het Hartenfestival haarfijn en helder in gedachten. Uit zijn digitale fotoalbums selecteert hij een mooie foto van het park. Marck heeft veel foto’s van het park gemaakt de afgelopen jaren. De foto bewerkt hij een beetje en plaatst bovenaan de foto de tekst Het Hartenfestival. Voor mensen die in magie geloven. Onderaan plaatst hij datum en tijd. Na enige tijd prutsen in zijn fotobewerk programma heeft hij een mooie promotiefolder weten te creëren. Een pamflet. Wanneer Marck helemaal tevreden is over het pamflet maakt hij accounts aan op Twitter en Facebook. Beide dragen de naam Het Hartenfestival met de ondertekst Voor mensen die in magie geloven. Marck is best handig met Twitter en Facebook. Op zijn werk kent hij veel zzpers die via deze social media platforms intens netwerken en zo opdrachten weten binnen te slepen. Hij koppelt de accounts aan elkaar en is die koude zondag urenlang bezig met selecteren van personen, instanties en bedrijven die hij kan gaan volgen.
In de dagen die volgen gaat Marck iedere middag uit zijn werk even in het park kijken bij Esther. Marck hoopt dat hij wat energie aan haar kan geven. Vandaag gaat Marck ook even bij haar langs. Op de grond en op de takken van Esther en op alle andere bomen, ligt een dikke laag sneeuw. Ook hangen er overal kleine ijspegels. De ijspegels ontstaan doordat overdag de temperatuur op sommige plekken in het park net even boven het vriespunt komt waardoor de sneeuw een beetje smelt. Zodra de zon zich weer voor een lange nacht verstopt verandert het smeltwater langzaam in ijs. In glimmende en glanzende ijspegeltjes. Marck reikt naar een ijspegeltje aan een laaghangende tak van Esther. Voorzichtig pakt hij het ijspegeltje onder bij het puntje beet. Hij trekt er iets aan en dan, krak. Van de tak dwarrelen wat sneeuwvlokken. IJspegeltjes wiegen een beetje heen en weer tegen elkaar wat een tinkelend geluid veroorzaakt. Marck stopt het koude ijspegeltje tussen zijn lippen. In zijn mond smelt het ijspegeltje vrij snel. Marck geniet van de frisse smeltwater-sensatie. Als kind sabbelde hij ook vaak aan ijspegels. Die haalde hij meestal van struiken of van de vensterbank buiten het raam. De ijspegels bleven vaak aan zijn wollen wantjes kleven. Marck maakte dan altijd even een vuistje en deed daarna zijn hand weer open. Zo braken de ijspegels en kon kleine Marck de stukjes ijspegel makkelijk van zijn wollen wantje afbijten. Hij zoog dan op de stukjes ijspegel tot ze gesmolten waren.
Marck kijkt naar de andere takken van Esther. Overal hangen kleine ijspegels aan de takken en takjes. Ook ligt er best een flinke laag sneeuw op al haar takken. De takken hangen door al dit extra gewicht iets lager dan anders. Marck weet dat Esther zonder het extra gewicht van de sneeuw al moeite heeft met het omhoog houden van haar takken. Hij hoopt dat ze lekker slaapt en niet al te veel last heeft van de zware sneeuw en ijspegels. Marck reikt naar een andere iets grotere ijspegel aan een tak. Op dat moment valt er een laag sneeuw van een tak ver boven hem boven op zijn neus. Marck schrikt en veegt snel het koude en natte goedje uit zijn ogen. Kijkt dan omhoog naar waar de sneeuw vandaan kwam. Hij ziet een roodbruine wollige staart ver boven zich. De staart beweegt niet. Marck doet een stapje naar achteren om te kunnen zien wat of wie er op de tak zit. De staart beweegt iets. Hierdoor valt er weer een laagje sneeuw van de tak. De wollige staart wijst nu kaarsrecht omhoog. Tussen twee hoopjes sneeuw op de tak ziet Marck nu een rood eekhoorn gezichtje.
‘Aart?’ fluistert Marck omhoog. ‘Ik ben het. Marck’
Het blijft stil boven op de tak. De eekhoorn beweegt zich niet. De zwarte kraaloogjes turen over het laagje sneeuw op de tak naar Marck. Mark glimlacht. Boven op de tak blijft de eekhoorn doodstil zitten en heeft zijn mooie wollige staart fier omhoog. Dan schrikt de eekhoorn kennelijk ergens van want in no time rent hij over de lange tak richting de stam van Esther. Hierdoor valt er een flinke laag sneeuw op de takken die eronder hangen waardoor er nog meer sneeuw valt. Onderaan de boom lijkt het hierdoor eventjes licht te sneeuwen. Enkele seconden later is het weer zoals het was. Doodstil, geen wind en nergens een eekhoorntje te bekennen. Marck draait zich om en wandelt weg. Vlak voordat hij het wandelpad bereikt draait hij zijn hoofd om. ‘Dag Esther’.
Op het wandelpad aangekomen rent een grote bruine hond, al happend in de sneeuw, Marck tegemoet. Daarachter loopt een stelletje hand in hand. Marck vermoedt dat de eekhoorn hoog boven in de takken van Esther de grote bruine hond al hoorde naderen en daarom snel weg huppelde. De grote bruine hond wroet met zijn zwarte neus in de dikke laag sneeuw en wroet zichzelf ongemerkt dichter bij de stam van Esther. Uit de neus van de hond komen harde nies geluiden. Marck moet hierom lachen. ‘Als hij maar niet tegen Esther aan plast.’ denkt Marck ‘Misschien dat de spelende hond wat energie aan Esther kan geven.’
.
Het Hartenfestival
‘Jesses’ mompelt Marck bijna onhoorbaar. Snel trekt hij zijn voet terug onder het dekbed. Pakt dan met zijn rechterhand zijn linker grote teen vast. Die teen is, alweer, ijs en ijskoud. Marck masseert de teen een beetje met zijn duim en wijsvinger om deze weer op temperatuur te krijgen.
‘Of een mega groot dekbed of ik laat de verwarming ‘s nachts hoog staan.’ moppert Marck al draaiend onder een lekker warm en donzig dekbed. Even later steekt Marck zijn neus een klein stukje onder het dekbed vandaan. Hij hoort gedruppel. Het komt van buiten. Kijkt dan naar de klok. Met een flinke zwaai hij het dekbed van zich af en stapt naar het raam. Het raam is beslagen. Marck veegt met een sok die op de stoel lag over het beslagen raam om naar buiten te kunnen kijken. Door het kijkvenster, wat hij met de veeg heeft gecreëerd, ziet hij dat de straat veranderd is. Van een wondere witte wereld in een natte, drassige, kleffe bende. Hij hoorde het gisteravond op tv door Piet nog zeggen ‘De winter houdt een korte pauze maar komt daarna stevig terug. Oet Moan.’
Mark is niet blij met de beslissing van koning winter om toevallig vandaag even een korte pauze in te lassen. Al zal het voor het Hartenfestival zelf niets uitmaken. Dat weet Mark best. Maar de mensen die op Facebook hebben aangegeven dat ze naar het Hartenfestival willen komen zouden kunnen denken dat door de ingezette dooi het Hartenfestival nu niet door gaat. Of ze zouden kunnen beslissen om niet de weg op te gaan nu de snel smeltende sneeuw de wegen heeft veranderd in smerige grijze en gladde smurriebanen. Mark vind dat hij geen risico kan nemen. Hij trekt zijn warme sloffen aan en stormt naar beneden de keuken in. Maakt voor zichzelf een overheerlijke sterke kop koffie en loopt dan met een klein dienblad met daarop de koffie en een bord met chocoladesoesjes naar de huiskamer, pakt zijn laptop en gaat in zijn stoel bij de verwarming zitten.
De speciaal door Marck gecreëerde Facebook pagina voor Het Hartenfestival heeft vooral de laatste dagen honderden nieuwe likes gekregen. Ook vanmorgen ziet hij dat er weer tientallen mensen hebben aangegeven dat ze naar het Hartenfestival willen komen. Marck maakt een nieuw bericht op Facebook en Twitter waarin hij uitlegt dat het Hartenfestival vandaag gewoon door zal gaan. ‘De magie start om 17:00’.
Mark overweegt of hij nog meer berichten zal maken. Hij kijkt hierbij dromerig voor zich uit, over de rand van zijn laptop. Op de salontafel ziet hij het restant pamfletten die hij heeft laten printen ter promotie van Het Hartenfestival. De meeste pamfletten heeft hij uitgedeeld bij de kantoren in de buurt van zijn werk en in de brievenbussen in de wijken die op fietsafstand van het park liggen.
Even later banjert Marck in zijn waterdichte Hunter laarzen door de vieze winterse bagger, in de binnenstad. Hij laat pamfletten achter bij winkels, het museum, café’s en buurthuizen. Overal maakt hij een babbeltje en vertelt dat de magie het vanaf vijf uur die middag zal overnemen van koning smurrie. De meeste mensen staan Marck eerst schaapachtig aan te kijken waarna na enkele seconden meestal een verbazend ‘oooh, wat leuk zeg!’ klinkt.
Halverwege de middag is hij door zijn pamfletten heen. Marck heeft het koud. Hij kijkt om zich heen. Een groepje fietsers glibbert onhandig door de dikke smeltende ijsblubber. Van onder de banden van een voorbij rijdende auto spettert een laag smeltblubber richting Marck op het trottoir. Marck neemt snel een stapje achteruit. Maar goed dat hij zijn Hunters heeft aangedaan. Hij besluit dat hij wel een flinke beker warme choco met slagroom heeft verdiend. Niet ver van zijn huis weet Marck een goede lunchroom. Daar haalt hij altijd zijn chocoladesoesjes. Even later zit Marck in de lunchroom bij het raam aan zijn welverdiende choco. Zijn jas heeft hij voor het gemak maar even over de verwarming gehangen. De aardige lunchroom juffrouw heeft de slagroom apart in een beker voor hem gedaan. Extra veel slagroom. De lunchroom juffrouw gaf er ongevraagd een gratis knipoog bij.
Marck staart voor zich uit naar buiten. Al dagdromend lepelt Marck de slagroom uit de beker. Schepje in zijn mond, schepje op de choco. Zo lepelt hij door totdat de slagroombeker helemaal leeg is. Marck is zo diep in gedachten dat hij niet in de gaten heeft dat in de hoek buiten bij het raam een man naar hem staat te kijken. De man staat er al zeker een minuut maar Marck ziet hem niet. Zijn ogen zien voorbij glibberende voetgangers en fietsers. Zijn gedachten zijn bij het park en Het Hartenfestival. De man besluit zachtjes op het raam te tikken om de aandacht van Marck te trekken. Marck schrikt op uit zijn choco met slagroom moment, kijkt dan naar rechts. Hij ziet de man maar hij herkent hem niet. Dan pakt de man het eind van de om zijn nek hangende sjaal en trekt de sjaal over zijn neus zodat alleen zijn ogen nog zichtbaar zijn. ‘ ooh’, giert Marck dan ineens. Hij schrikt er zelf van. ‘Hoi’ zegt Marck. Zonder geluid deze keer. Wuift dan dat de man naar binnen moet komen. ‘Kom’ mimed hij wederom. De man draait zich om en opent de deur van de lunchroom. Het is de parkbeheerder.
‘En waarom denk jij dat je al die slagroom hebt verdiend?’ zegt de parkbeheerder met een brede glimlach op zijn gezicht terwijl hij zijn schoenen tegen de drempel van het opstapje van de buitendeur klopt zodat de natte smurrie van de straat er vanaf valt.
‘Waarom zou ik géén slagroom verdiend hebben, bedoel je?’ antwoordt Marck met een ondeugende blik op zijn gezicht. ‘Misschien bestel ik nog wel een portie’.
De parkbeheerder trekt zijn jas uit, doet zijn sjaal af en schuift aan bij Marck bij het raam.
‘Doe mij maar hetzelfde’ zegt de parkbeheerder tegen de lunchroom juffrouw die meteen is komen aanlopen.
‘Laat ik nu eerst mezelf eens voorstellen’. zegt de parkbeheerder, en reikt Marck zijn rechterhand. ‘Ed’
‘Marck, aangenaam’
‘Zo’ zegt Ed. ‘En wat drijft jou in dit pokkenweer de straat op?
‘Ben gek op de chocoladesoesjes hier’ giechelt Marck
‘Zo te zien heb je die dan al allemaal in je mik zitten’ zegt Ed ‘Niks geen soesje te bekennen.
Op dat moment wordt de choco en slagroom van Ed geserveerd.
‘Krijgt hij er geen knipoogje bij? vraagt Marck gekscherend aan de lunchroom juffrouw
‘Ach ja, waarom ook niet’ antwoordt de lunchroom juffrouw. ‘Vandaag is tenslotte het Hartenfestival, hè. Hierop volgt een vette, duidelijk overdreven knipoog. Alledrie hebben hierom grote schik.
‘Wat is dat toch?’ vraagt Ed al roerend in zijn warme choco. Dat Hartenfestival bedoel ik. Ik heb er verschillende mensen over gehoord. Snap er geen bal van. Dat zou volgens de berichten vandaag in het park zijn. Maar daar is sowieso tot april geen evenement.
Marck kijkt Ed aan. Staat dan zonder iets te zeggen op, loopt naar de counter van de lunchroom, pakt er een pamflet af, loopt terug en gaat weer zitten.
‘Hier’ zegt Marck met een strak gezicht en overhandigt het pamflet aan Ed.
‘Krijg nou wat’ zegt Ed. ‘Er is zelfs een folder van. Voor mensen die in magie geloven. Om vijf uur staat er, met de datum van vandaag! Nou ja zeg.
Ed kijkt Marck aan. ‘Heb je het park gezien? vraagt Ed ‘Een grotere baggerbende kan er niet van gemaakt worden. Daar kan echt geen festival worden gehouden. Wie verzint zoiets?’
‘Misschien iemand die meer van magie weet dan jij en ik?’ antwoord Marck
‘Nou, getoverd moet er op zijn zachtst gezegd wel worden, ja. zegt Ed en neemt een flinke hap van zijn toef dik opgeklopte slagroom. ‘Ik zou het alleen zo jammer vinden als er straks mensen voor jan-met-de-korte-achternaam bij m’n park komen opdagen. Het is in winterslaap en er is al helemaal geen spoor van enig festival te bekennen.’
Marck luistert rustig naar Ed en blijft hierbij naar zijn schitterende groenblauwe ogen kijken die onrustig, al kijkend naar buiten, heen en weer flitsen. Hij snapt goed dat Ed een beetje verbaasd en in de war is. Sterker nog. Marck is zelf nog altijd ondersteboven van alle hectiek en de interessante ontmoetingen. Hij weet zelf ook nog niet eens wat er nou precies gebeuren gaat.
‘Om zes uur gaan op alle hekken de sloten er op.’ zegt Ed. Hij voelt aan zijn jas die over de stoel naast hem hangt en wriemelt zijn knip er uit. ‘Voor die tijd heb ik nog wat boodschappen te doen in de stad. Ga jij nog spannende dingen doen vandaag?’
‘Ik blijf in de buurt van huis’ antwoordt Marck, en glimlacht een beetje. Hij pakt hierbij het pamflet van tafel en zwaait er mee voor de neus van Ed.
Ed moet er om lachen. Hij staat op en trekt zijn jas aan. ‘Nou, wie weet zie ik je wel. Als je er om zes uur nog bent tenminste.’
‘Je kunt natuurlijk ook een uurtje eerder naar het park komen’ zegt Mark ‘Al zou het maar zijn omdat het park van jou is’ Marck geeft hierbij een knipoogje weg.
Ed reageert op de knipoog door er meteen eentje terug te geven. ‘Daar heb jij weer helemaal gelijk in. Ik zal m’n best ieder geval doen’.
Ed loopt naar de counter waar de lunchroom juffrouw voor hem de rekening opmaakt.
Marck kijkt vanaf zijn stoel bij het raam naar Ed. Hij ziet hoe Ed zijn pas uit zijn knip haalt, de betaalhandelingen verricht en de pas weer in de bruin lederen houder terug doet. Ed draait zich naar Marck terwijl hij zijn knip terug opbergt in de binnenzak van zijn jas. ‘Nou, dikke doei dan maar, Marck. Misschien tot straks’
‘Dikke doei, Ed’ zegt Mark met een brede uitnodigende lach op zijn gezicht.
Ed lacht terug. Zijn groenblauwe ogen schitteren in de weerkaatsing van de flauwe zonnestralen op de smeltende sneeuw door de ramen van de lunchroom heen. Ed opent de deur van de lunchroom en is binnen enkele seconden in de sneeuwsmurrie buiten verdwenen.
Marck tuurt nog een tijdje door het raam. Besluit dan te gaan afrekenen maar Ed blijkt de gehele rekening al te hebben betaald. Met een brede glimlach wandelt Marck de lunchroom uit.
Zenuwachtig loopt Marck door de stad. Hij is zojuist voorbij de noordelijke ingang van het park gewandeld maar durfde er niet in te gaan. Nog niet. Even stond hij er stil. Er was niemand te bekennen. Niet bij de ingang en ook niet in het park. Zelfs geen verliefde stelletjes of mensen die snel nog voor het donker even de hond gaan uitlaten. Marck zijn voeten zijn koud. Dat komt door de spetters smeltende sneeuw die tijdens het lopen tegen zijn benen aan komen. Soms glijdt er een stuk sneeuw-ijs langs zijn benen zo de laars in. Dat heeft er voor gezorgd dat nu zijn sokken een beetje nat zijn geworden en zijn voeten koud. Maar Marck heeft besloten om die koude tenen te negeren. Hij is veel te nerveus om nu nog naar huis te gaan en schone sokken en schoenen aan te trekken. Het is bijna half vijf en Marck wandelt al een half uur buiten het park. Wanneer Marck bij ‘zijn’ ingang is aangekomen staat hij stil. Ook hier is het stil en leeg. Marck draait zich om, kijkt de straat in beide richtingen in. Niemand. Alleen maar een natte stoep en smurrie in de straten. Al lijkt het alsof de temperatuur aan het dalen is. De restanten smeltsneeuw op de stoep is geen smurrie meer. Wanneer Marck nu op de smeltende sneeuw stapt dan plet het niet maar kraakt het iets. Een teken dat het weer vriest, weet Marck. ‘Oet Moan’ echoot de herinnering in Marck zijn hoofd.
Op de eerste trede van het trapje van het prieel staat Marck plotseling stil. Moest hij nou ín het prieel wachten of er bíj? Hij twijfelt. Er bij zou betekenen dat hij naast het prieel moet gaan staan en niet er in. Hij is tenslotte een gast en geen onderdeel van één of andere act. Maar ja, wat maakt dat eigelijk ook uit. In deze half natte, half ijzige grijze wereld gebeurt toch niks. Het Hartenfestival is aan de andere kant. Deze gedachten flitsen door het uiterst nerveuze en verwarde hoofd van Marck. Wat Marck ontgaat tijdens de innerlijke gesprekken met zichzelf is dat een echtpaar met drie kinderen het park in zijn gewandeld en achter Marck stil staan.
‘Uhm, hallo! Dat is hier toch? Het hartenfestival? vraagt de man op onzekere toon aan Marck.
Marck ontwaakt hierdoor uit zijn gedachtengang en draait zich om naar het gezin.
‘Hallo’ zegt Marck op vrolijke toon. De aanwezigheid van het gezin dat speciaal voor Het Hartenfestival naar het park is gekomen geeft Marck direct een energie boost. Alle onzekerheid en nervositeit die even daarvoor zijn gedachten verwarden zijn als sneeuw voor de zon verdwenen.
‘Wat leuk dat u bent gekomen’ zegt Marck enthousiast ‘En dat het barre weer u niet heeft thuis gehouden’
‘Tja, met drie kinderen zijn wij altijd in de minderheid, hè. lacht de man. Ze telden de dagen af de hele week.
‘Ik geloof het meest in magie’, zegt de kleinste van de drie kinderen naar Marck.
‘Dat gillen ze de hele week al naar elkaar.’ zegt de vrouw
‘Dat zal na vandaag voor jullie allemaal hetzelfde zijn’ zegt Marck. De lach op zijn gezicht lijkt alsmaar breder te worden.
‘Maar er is hier helemaal niets te zien.’ zegt de man. ‘Wat gaat er precies gebeuren?
‘Dat laten we maar aan de magie over’. antwoordt Marck met nog altijd de brede lach op zijn gezicht.
Links en rechts van Marck wandelen nu mensen door het park. De opvriezende gesmolten sneeuw kraakt onder de toestromende mensenstroom. Marck stapt zonder enige twijfel via het houten trapje het prieel in. Hij loopt naar de balustrade. Vanaf hier, waar hij niet lang geleden Jaqueline en Aart ontmoette, tuurt Marck het park in. Het is al bijna donker en er hangt een dun laagje mist boven de grond. Zo ver als dat Marck kan zien, ziet hij silhouetten van mensen. De meeste van hen wandelen over de vele wandelpaden die door het park heen kronkelen. Sommige mensen zijn het pad af gegaan en staan stil op het slapende gazon.
Zoveel mensen heeft Marck nog nooit in de winter gezien. Zelfs op milde najaarsdagen is het zo druk niet in het park. Marck kijkt op zijn horloge.
Tien minuten voor vijf.
De zon heeft plaatsgemaakt voor een opkomende volle maan. De donkere wolken, die de hele dag de stad in een grijze deken gehuld hielden, lossen langzaam op waardoor de maan als een spaarlamp langzaam feller en feller gaat schijnen. Hierdoor wordt het park weer iets lichter en kan Marck beter zien hoe druk het is. Marck kon aan het geroezemoes dat uit alle hoeken van het park komt al horen dat het in korte tijd best druk is geworden. Onder het frisse maanlicht ziet Marck de enorme mensenmassa op de wandelpaden en op het gazon. Allemaal komen ze voor Het Hartenfestival. En allemaal hebben ze geen flauw idee wat hen te wachten staat. Maar één ding hebben ze ieder geval met elkaar gemeen. Allemaal geloven ze in magie.
Pok. Een doffe tik op het dak van het prieel. Marck kijkt boven zich, naar de onderkant van het dak van het prieel. Tip tap tip tap. Hij hoort nu wat zachtere tikken op het dak van het prieel. Dan verschijnen aan de rand van het dak, schuin boven Marck, twee rode harige pluimpjes. De twee rode harige pluimpjes zakken iets. Net genoeg om te zien dat er aan ieder rood harig pluimpje een langwerpig oortje vast zit. Daar tussenin twee kleine kraaloogjes. Het kleine rode kopje van de eekhoorn die ondersteboven aan de dakrand lijkt te hangen, blijft stil. Het kijkt recht naar Marck.
Je zou denken dat alle eekhoorntjes precies op elkaar lijken maar Marck ziet direct dat het Aart niet is. Dit eekhoorntje is minder fel rood van kleur. Ook wat kleiner dan Aart. Marck leunt iets naar voren om het eekhoorntje beter te kunnen zien in het bijna donker. Op dat moment wordt de aandacht van Marck abrupt opgeëist door een lichtflits.
Marck voelt een tikje op zijn schouder. Hij draait zich om.
‘Het is zover, Marck’ zegt Jaqueline.
‘Ja’ zegt Marck op hoge toon. Hij klinkt als een klein kind dat uitkijkt naar zijn kadootjes voor zijn verjaardag. Jaqueline gaat op de klapstoel zitten.
‘Daar gaan we, Marck’ zegt Jaqueline. ‘Ik spreek je straks weer.’
Marck staat met zijn onderrug tegen de balustrade, onder de dakrand van het prieel, waar de kleine eekhoorn even daarvoor met zijn koppie naar beneden hing maar nu is verdwenen. Marck kijkt naar Jaqueline die in dezelfde houding zit als toen hij haar voor het eerst hier in het prieel zag. Haar linkerarm beweegt omhoog en haar vingers wiebelen alsof ze een onzichtbare piano bespelen. Hetzelfde doet ze met haar rechterarm. Haar vingers grijpen naar iets in het donker. Naar iets in de lucht. Jaqueline kijkt schuin omhoog, net onder de dakrand van het prieel door. Ze kijkt naar de volle maan.
Plong. Een glasheldere maar harde enkele toon van een harp echoot door het park. De lucht trilt er van waardoor je deze enkele toon zelfs van binnen kan voelen. Een felle lichtflits schoot over het park. Overal uit het park klinken Oooh’s en Aaah’s. Alle bezoekers in het park kijken ademloos omhoog. Als er al gesproken wordt doet men dat op fluistertoon.
Plong. Deze plong klinkt anders maar net zo intens en laat opnieuw de lucht trillen. De plong ging vergezeld van een strakke lijn fel wit licht dwars door het park heen. Pling, pling, plong. Een serie van harptonen volgen elkaar op. Iedere toon heeft een eigen streep wit licht dat kaarsrecht vanaf het prieel rechtstreeks naar de maan gaat. Binnen enkele seconden zien de mensen in het park tientallen verschillende witte strakke lijnen in de lucht. De witte lichtstrepen zijn helder en goed van elkaar te onderscheiden. De strepen vibreren ieder op hun beurt. Net als de snaren van een harp. Telkens wanneer Jaqueline een manestraal aanraakt. Marck hangt nu voorover over de balustrade van het prieel en kijkt met open mond naar boven. De felle manestralen gaan recht over hem heen. Hij ziet de manestralen dansen op de hemelse klanken die Jaqueline creëert. Hij hoort applaus komen uit het park, en gejuich. Marck houdt zijn linkerhand boven zijn ogen om het felste licht van de manestralen uit zijn ogen te houden, en tuurt het park in. Marck ziet duizenden open monden en ogen die naar boven gericht zijn. De bezoekers in het park kijken allemaal vol bewondering naar het lichtspektakel en luisteren naar de prachtige harpmuziek van Jaqueline. Marck kan de blije uitdrukkingen op de gezichten van de mensen goed zien. Kinderen roepen naar hun ouders en wijzen naar de dansende manestralen. Tijdens dit spektakel voelt Marck iets tegen zijn voet aan komen. Hij reageert snel en kijkt omlaag. Maar voordat Marck naar zijn voet kan kijken voelt hij een kriebel op zijn hand die op de balustrade rust. Het is Aart. Die is razendsnel via het been van Marck naar boven geklommen en staat nu op de balustrade.
‘Broeder’ roept Aart met een scherpe piepstem zo hard als hij kan om boven de hemelse harpgeluiden van Jaqueline uit te komen. Marck lacht en steekt zijn arm uit naar Aart zodat deze op de arm van Marck kan stappen en bij Marck op zijn schouder kan gaan zitten.
Niemand, ook Marck niet, heeft gemerkt dat het hele park, inclusief alle bezoekers, zich intussen aan de andere kant bevinden. Jaqueline heeft er voor gezorgd dat alle aandacht naar haar harpmuziek en de dansende manestralen zou gaan. Nu iedereen aan de andere kant is verlaagt Jaqueline de intenstiteit van haar muzikale lichtspektakel iets. De felle manestralen worden langzaam minder fel. De harptonen nemen iets in volume af. De maan neemt ook iets in sterkte af waardoor het donkerder wordt in het park. Maar wanneer het echt donker dreigt te worden springen de duizenden lichtjes in het gazon aan. De witte lichtjes die Tim en Tom met hun team hebben aangelegd knipperen fel en onregelmatig. Het lijkt een omgekeerde sterrenhemel. Er ligt geen vlokje sneeuw of restje smeltsneeuw op het gazon. Aan deze kant is het droog en zijn de wandelpaden niet glad. Het gazon is een prachtige egale, zachte grasdeken met tussen de grassprieten duizenden knipperende lichtjes. Kinderen gillen van verassing en springen opzij wanneer er bij hun voeten spontaan een fel lichtje eventjes aangaat. Maar de sterrenlichtjes knipperen sneller dan de kinderen opzij kunnen springen.
Aart tikt met zijn dunne roodharige vingertje Marck tegen zijn oor.
‘Wat is er?’ vraagt Marck
Aart houdt zijn beide handen rond zijn mond bij het oor van Marck om zich in het muzikale geweld zich aan Marck verstaanbaar te kunnen maken.
‘Vind je het mooi?’ komt er tussen de handen van Aart vandaan.
‘Prachtig’ antwoordt Marck.‘Ik heb er gewoon geen woorden voor. Adembenemend. Trouwens, die eekhoorn, die zojuist onder de dakrand door keek, dat was jij toch niet?’
Aart moet hard lachen. ‘Nee, man. Dat was mijn jongste dochter. Brutale dondersteen en zo nieuwsgierig als de nacht. Ik heb haar meteen naar haar moeder en broers en zussen gestuurd.’
Snoepbloemen
Jaqueline geeft een laatste surprise met haar harptonen en is dan stil. De manestralen verdwijnen meteen. Jaqueline zelf daarentegen is veranderd in een baken van licht. Haar golvende regenboog gekleurde haren geven licht.
‘O wow’ zegt Marck ‘Je lijkt wel een engel zo’
‘Wanneer heb je voor het laatst een engel gezien Marck?’ vraagt Jaqueline.
Marck kijkt Jaqueline aan terwijl hij even moet nadenken over deze onverwachte vraag.
Maar voordat Marck antwoord kan geven staat Jaqueline op en loopt naar het trapje.
‘Kom, we gaan het park in’
Marck loopt met Aart op zijn schouder achter Jaqueline aan het prieel uit. Een enorme mensenmassa krioelt daar door elkaar heen maar overal waar Jaqueline voorbij komt staan de mensen stil en gapen zij haar aan. De stralende regenboog haren van Jaqueline dansen over en langs haar schouders. De goudgele jurk die zij aanheeft valt soepel over haar lichaam en beweegt vloeiend bij elke stap die zij neemt.
Plotseling staat Jaqueline stil. Het gazon krioelt van de mensen die het overduidelijk naar hun zin hebben. Onder hen knipperen de sterrenlichtjes. Jaqueline kijkt omhoog, in de donkere hemel. Zij strekt haar arm boven zich uit. Op dat moment vallen er minuscule sneeuwvlokjes uit de lucht. Kristalletjes.
‘Zo’ glundert Jaqueline.‘Laat het maar flink gaan sneeuwen. Dan kunnen de kinderen straks fijn sneeuwpoppen maken.
Hierna lopen zij verder het wandelpad af richting de vijvers. Halverwege moeten zij stoppen omdat het wandelpad geblokkeerd is met enkele honderden mensen.
‘Wat is hier aan de hand?’ vraag Marck?
Aart springt vliegensvlug op het hoofd van Marck en strekt zich zo ver mogelijk uit.
‘Aaah’. roept Aart enthousiast. ‘Ik zie het al. Het zijn de konijnen. Zij delen snoepbloemen uit aan de mensen.’
Wanneer Jaqueline, Marck en Aart dichter bij de konijnen zijn krijgt Marck van een zwart met wit gestippeld konijn een extra grote dieprode snoepbloem in zijn handen gedrukt.
Het is Zoon. De zoon van Geer. Zoon heeft voor de gelegenheid een breed elastiek om zijn hangoren gedaan. Hierdoor blijven de hangoren uit zijn ogen zodat hij niet om de haverklap denkt dat het nacht is en daardoor in slaap zou kunnen vallen. Zoon is niet alleen. Hij is met zijn hele familie. Er lopen tientallen grote, pluizige, zwart-wit gestippelde konijnen rond die allemaal een prachtig setje witte lange tanden hebben. Ook hebben ze allemaal een breed elastiek om de lange hangoren gebonden. Midden op het wandelpad staat de truck die Geer eerder gebruikte om de snoepbloemstruiken te verzorgen. Achter de truck is nu een grote aanhanger gekoppeld. In de aanhanger liggen honderden snoepbloemen en er staan een paar konijnen in de aanhanger. Jaqueline , Marck en Aart zien hoe de tientallen zwart-witte konijnen op het wandelpad snoepbloemen uit de aanhanger aangereikt krijgen en deze snoepbloemen aan de mensen op het wandelpad uitdelen. Kinderen krijgen als eerste een snoepbloem, daarna hun ouders of opa’s en oma’s. Het is een genot voor het oog om al die blije gezichten van zowel de kleine als de grote mensen te zien.
‘Alstublieft, meneer Marck. zegt Zoon. Met de groeten van mijn vader.
‘Dankjewel, Zoon’ zegt Marck blij en neemt direct een grote hap van zijn snoepbloem.
‘Ooooh, mmm’ kreunt Marck. ‘Lekkerrr. Deze is chocoladesmaak!. Ooooh, en met aardbeien er doorheen. Wow!’
Aart haalt zijn neus op en trekt zijn gezicht iets weg van Marck zijn hoofd. Hij moet niks van chocoladebloemen hebben. En al helemaal niks van aardbeien. Aart klautert via de broek van Marck naar beneden. ‘Ik ga even bij Daisy kijken. Zie je daar straks wel.
‘Ok Aart’ zegt Marck.‘Tot straks’
Zoon heeft zich omgedraaid en waggelt terug naar de aanhanger met daarin de voorraad aan snoepbloemen. Marck roept hem na. ‘Waar is je vader eigenlijk, Zoon?
Zoon wijst naar de struiken. Marck staat iets op zijn tenen om over de mensen, die voor hem op het wandelpad staan te smullen van hun traktatie, heen te kunnen kijken. Hij ziet in de toppen van de struiken veel snoepbloemen. Deze snoepbloemen zijn allemaal diep rood van kleur. Marck ziet de struiken een beetje bewegen. Plots ziet hij een snoepbloem zakken. Er voor in de plaats ziet Marck nu twee punt oren boven de struiken uit steken. ‘Joehoe’ roept Marck naar de oren. De punt oren komen iets verder omhoog uit de struiken waardoor een setje grote blauwe ogen zichtbaar worden.
‘Hey, Marck’
Het is Geer. Zijn zwart wit gestippelde konijnesnuit heeft rode, gele, groene en roze vlekken maar de dieprode kleur overheerst. De gekleurde vlekken zijn veroorzaakt door de andere smaken snoepbloemen. De oren van Geer zijn net als bij de andere konijnen met een elastiek achter zijn hoofd gebonden. Het is immers avond en dan slapen de konijnen normaal gesproken. Als ze niet de oren uit hun ogen zouden houden zouden ze allemaal zomaar in slaap kunnen vallen.
‘Hey, Geer’ roept Marck lachend en houd zijn snoepbloem omhoog. ‘Dankjewel hé. Héééérlijk.
‘Mooi zo’ roept Geer terug tussen de blauwe bladeren en dieprode snoepbloemen vandaan. Geer staat op een ladder tegen een struik aan. ‘Ik ga nog ff door met plukken want het is hartstikke druk man. En iedereen vind de snoepbloemen lekker.’
‘Dat komt omdat je ze té lekker hebt gemaakt, Geer. Succes en ik zie je later dan.’
Het antwoord.
Marck loopt terug naar Jaqueline die van het wandelpad het gazon op is gelopen. Hij ziet dat honderden mensen in een kring om haar heen zijn gaan staan. Op de rechterarm van Jaqueline zit een meisje. Niet ouder dan een jaar of 5. De vingers van het meisje reiken naar de gekleurde golvende haren van Jaqueline. Het meisje lacht. Jaqueline lacht. Marck ziet dan iets wat hij nog niet eerder heeft gezien. Maar hij weet meteen wat het is. Minuscule zwevende lichtpuntjes doemen op uit het niets. Duizenden. Miljoenen. Bijna microscopisch kleine lichtpuntjes. Pixels is misschien een betere omschrijving voor de ontelbare puntjes licht die constant een andere kleur aannemen. Ze zweven, dwarrelen om Jaqueline, om het meisje, maar ook om Marck en de mensen die aanwezig zijn. Groen, geel, rood en blauw van kleur. Marck lacht. Hij weet wat het is. Het ‘kwartje is gevallen bij Marck ‘. Marck lacht nog harder. Hij schatert. Naast hem staan de ouders van het kindje. Zij zien het ook. Marck kijkt om zich heen. Iedereen ziet het. Soms zijn er zoveel gekleurde pixels om hen heen dat Marck geen onderscheid tussen de mensen, het gazon en de bomen om hem heen kan maken. De pixels stromen heen en weer, op en neer. De ene keer is de wereld helder en kun je alles van elkaar onderscheiden, het andere moment is alles één. Je kunt de takken aan de bomen voelen alsof het je eigen armen zijn. Zelfs de lucht die je inademt voelt als jezelf. Je kunt voelen wat anderen voelen, zien wat zij zien. Deze waarnemingen zijn exact wat Marck altijd voelt wanneer hij in het park is. Maar nu is het veel sterker. Een onverklaarbaar gevoel van geluk, liefde en tevredenheid. Dat het goed is. Dat alles één is. Gewoon, omdat het zo is.
‘Jij bent Marck’ zegt de vader van het kindje dat bij Jacqueline op haar arm zit, tegen Marck. De man heeft een brede lach op zijn gezicht.
‘Ja’ zegt Marck lachend. ‘En jullie zijn de ouders van’…Marck laat het even bezinken.. ‘Tamara’ Marck wijst hierbij naar het kindje en Jaqueline. De man en vrouw, de ouders van Tamara knikken allebei hevig ‘ja’.
‘We zijn één’ zegt de moeder.
Mark knikt hevig mee en glundert van oor tot oor. ‘Ik weet het. Tamara ziet dit elke dag. Zij voelt én ziet dit altijd. Daarom is zij anders. Nu weten jullie dat het goed is. Jullie hoeven je geen zorgen meer om Tamara te maken.’
‘Kom Marck’ roept Jaqueline. Zij zet de blije Tamara weer op het gazon, bij haar ouders.
‘Hier gaat het om. Laten we bij de vijvers gaan kijken hoe het daar gaat.’
Jaqueline pakt de hand van Marck beet en samen wandelen zij over het wandelpad door de blije, al snoepbloemen etende mensenmenigte naar de vijvers. Vanaf het wandelpad ziet Marck een enorme ronde bel in de lucht hangen, vlak naast de vijver. Het lijkt wel een uit de klauwen gewassen zeepbel. Wanneer hij en Jaqueline bij de vijver aankomen ziet hij dat de zeepbel een aquarium is. De bel hangt maar een paar meter boven het gazon. Er zwemmen honderden vissen in rond. Onder het ronde zwevende aquarium staan mensen te kijken naar de verschillende soorten vissen die met elkaar een waterballet opvoeren. Af en toe springt een vis tot ver boven het ronde aquarium in de lucht en duikt dan weer terug in het aquarium waardoor het water over de rand spat. Het is Carolien die aan het publiek haar kunsten vertoont. De kinderen genieten van haar acrobatische toeren. Het water dat zij over de rand spat verandert direct in stuifsneeuw en valt op de gezichtjes van de spelende kinderen. Jaqueline en Marck staan aan de rand van de vijver. Uit de lucht boven hen en om hen heen vallen dikke sneeuwvlokken. Op de vijver spelen kinderen in een dikke laag vers gevallen sneeuw. Zij bouwen er levensgrote sneeuwpoppen. In het midden van de vijver spuit de fontein het water in een hartvorm de lucht in. Halverwege het grote rode hart, bij het neerkomen van het water verandert het water in roodkleurige sneeuw. Wanneer het op de bevroren vijver valt is deze sneeuw weer gewoon wit.
Jaqueline en Marck wandelen om de drukke vijver heen naar de volgende vijver. Tijdens de wandeling ziet Marck dat alles in het park, tot aan de hoge bomen aan de rand van het park en de hekken die het park omheinen, in een andere dimensie van miljarden gekleurde pixels is veranderd. Al is er in wezen helemaal niets veranderd. Hij kan nu de onverklaarbare dingen zien die hij normaal gesproken alleen kan voelen. Dat maakt het anders. Marck en Jaqueline lopen hand in hand. Marck voelt dat hij Jaqueline is en zij is hem. Marck hoeft haar niets meer te vragen. Hij weet het. Zonder dat hij zelf ooit een vraag gesteld heeft is vanavond in het park tijdens Het Hartenfestival HET antwoord gepresenteerd wat de rest van zijn leven op alle fronten zal beinvloeden
Marck staat met Jaqueline een stuk achter de vele honderden mensen die zich om de tweede vijver verzameld hebben. Vanaf dit punt waar zij samen staan hebben zij een goed zicht op de gigantische draaimolen in het midden van de vijver waar de kikkers zo hard aan gewerkt hebben. Marck ziet Ad zitten bij twee enorme houten stellages met daarin houten trappen. Zo te zien is de verkoudheid van Ad over want er hangt geen snottebel meer aan zijn neus. Ad laat één voor één de mensen de houten trappenhuizen ingaan die leiden naar de tweede en derde verdieping van de draaimolen. Zo kunnen de mensen makkelijk in de vogel-karretjes stappen die op de tweede en derde laag hangen. Wanneer iedereen een plaatsje heeft gevonden start de draaimolen met draaien. Langzaam draaien de drie lagen grote kleurige vogels, met daarin blije jonge en oudere mensen, om de as van de draaimolen heen. Kinderen zwaaien naar de mensen die aan de rand van de bevroren vijver staan. De mensen aan de kant van de vijver zwaaien enthousiast terug. Dan gebeurt er iets onverwachts. De gekleurde vogels met daarin de passagiers bewegen, al draaiend, omhoog. Niet tegelijk, maar onafhankelijk van elkaar. De vogels lijken tot leven te komen en beginnen zelfstandig te vliegen. Door de spontane bewegingen van de vele enorme vleugels bewegen de ontelbare pixels om hen heen ook. Het is net alsof een sterke wind is opgekomen en alles wat leeft harmonieus door elkaar heen blaast. Hierdoor wordt het zicht weer wazig. Hij voelt de hand van Jaqueline in zijn linkerhand maar ziet niets anders dan gekleurde pixels. Na ongeveer een minuut komen de gekleurde pixels weer tot rust en wordt het zich van Marck weer helder.
‘Esther?’
Marck knippert eens goed met zijn ogen. Ja, warempel. Hij staat oog in oog met Esther. Jaqueline heeft hen van de draaimolen via de pixels, naar Esther gebracht.
‘Ja’ zegt Esther en moet om Marck lachen. ‘Wat kijk je verrast. Ben je niet blij me te zien?’
Marck zegt niets. Hij lacht en knikt hevig ‘ ja’.
Esther ziet er anders uit. Ze straalt. Alle takken en takjes gloeien op door de enorme hoeveelheden energie die zij krijgt van de mensen in het park die allemaal een unieke ervaring rijker zijn. Dit is wat Esther nodig heeft. Wat het park nodig heeft. Jaqueline heeft nog steeds de hand van Marck vast. Om hen heen krioelt het van de rode eekhoorntjes en mensen. Eén van de rode eekhoorns klimt razendsnel via de broekspijp van Marck omhoog en gaat op zijn schouder zitten.
‘Ey, broeder’
‘Broeder’ zegt Marck lachend en geeft Aart een vuistgroet.
‘Bedankt, hè zegt Aart. Het is nu tijd om te gaan slapen. Zeg gerust eens hallo als je me ziet hier in het park.’
‘Doe ik zeker’, zegt Marck.
Jaqueline pakt nu de andere hand van Marck. Zij staan tegenover elkaar met hun handen in elkaar gevouwen.
‘Laten we hopen dat dit een begin is van een mooie verandering.’ zegt Jaqueline. ‘Over heel de wereld zijn de mensen een beetje de weg kwijt. Met jouw hulp hebben we de mensen hier ieder geval de weg naar naar hun thuis helpen vinden door ze te laten zien wie ze zijn. Al hebben we met elkaar nog een hele lange weg te gaan. Wat je voelt diep van binnen is echt. Wat je voelt is vaak echter dan wat je ziet. Maar goed. Ga nu maar gauw naar huis, Marck. Jouw taak voor vandaag zit er op. Er wacht iemand op je.’
Na deze woorden van Jaqueline wordt het park door een enorme lichtflits opgelicht en bewegen opnieuw ontelbare kleurenpixels door elkaar heen. Enkele seconden later is het zicht weer helder. Maar het is dan ook ineens donker. Om hem heen lopen de bezoekers van Het Hartenfestival van het gazon af naar de wandelpaden. Net als na een mooie theatervoorstelling raken de mensen niet uitgepraat over wat zij vanavond hebben ervaren. Het kraken van de aangevroren smeltsneeuw onder de duizenden verschillende schoenen en de geluiden van enthousiaste jonge en oudere mensen, ebt langzaam weg naar de uitgangen van het park. Marck besluit dan ook maar naar de uitgang van het park te gaan. Zijn nek ligt verborgen in zijn opgestoken kraag en zijn handen steken in zijn warme jaszakken. Halverwege draait Marck zich nog eenmaal om. Niemand. Geen lichtjes, Geen snoepbloemen. Geen konijnen. Hij wandelt verder het winterse pad af naar de uitgang van het park. Bij het antieke gietijzeren hek stopt Marck nog eens. Hij beseft nu dat hij Ed niet heeft gezien vanavond. Marck kijkt naar links. Dan naar rechts. De straat staat vol met geparkeerde auto’s, zoals elke avond. In het gelige lichtschijnsel van de lantaarnpaal glinsteren de stukjes ijssneeuw op de tegels van het trottoir.
‘Bedankt, Marck’ klinkt het achter hem. Marck draait zich om. Hij schrok niet van de zachte mannenstem in de donkere stilte van de avond. Marck hoopte, diep van binnen, de stem te gaan horen.
Het vriendelijke gezicht van Ed met daarin de vertrouwde, schitterende ogen kijken hem aan. Marck glimlacht.
‘Je mag jezelf bedanken’ zegt Marck. ‘Je bent immers op tijd gekomen. Neem ik aan.’
‘Ja’ zegt Ed. ‘En gelukkig zijn er nog veel meer mensen naar het park gekomen.
‘Naar Het Hartenfestival gekomen’ glundert Marck.
‘Maar het was meer dan dat’ zegt Ed. ‘Hoe ik het onder woorden moet brengen weet ik nog niet, waarschijnlijk heb ik daar wel een paar nachtjes slapen voor nodig, maar ik heb sterk het gevoel dat ik wijzer ben.
‘Ja’ zegt Marck en draait de ene helft van het hek naar het midden terwijl Ed de andere helft naar het midden draait. Ik denk dat er een nachtje of wat op slapen wel een goed idee is.’
Ed draait de grote gietijzeren sleutel om in het slot van het hek van het park.
‘Het is een stuk kouder dan eerder vandaag.’ zegt Ed. ‘Perfect weer voor een warme choco, dacht ik zo’
‘Met heel veel slagroom’ vult Marck hem aan.
Beide moeten hierom lachen.
‘Hou je van soesjes?’ vraagt Marck
Ed kijkt Marck aan. Glimlacht. De hand van Ed beweegt stilletjes naar die van Marck. Marck laat net zo stilletjes zijn vingers in de koude hand van Ed glijden.
‘Ik weet een plek heel dichtbij waar soesjes op ons staan te wachten’ zegt Marck.
Arjan Eikelenboom – London – 4 februari 2014
Copyright Arjan Eikelenboom
Super!!!