Op de meest onverwachte momenten worden we op de proef gesteld. Het is de kunst om hét signaal te herkennen.
—
De taxi komt langzaam tot stilstand. Twee benen met glimmende zwarte lederen schoenen aan de voeten wurmen zich snel uit de taxi en laten zich zakken op de kletsnatte betonnen vloer. De glimmende schoenen blijven daar niet staan maar bewegen zich in rap tempo door de stromende regen naar de vertrekhal. Bij iedere stap spettert het water in een mooie cirkel om de schoenen heen. Vlakbij de grote draaideur van de vertrekhal nemen de schoenen in snelheid af. De open ruimten in de enorme draaideur waar mensen zich al schuifelend tegen elkaar doorheen verplaatsen is druk bezet. Naast de draaideur zien twee vermoeide ogen de met regen doordrenkte zwarte lederen schoenen ongeduldig wachten tot ze door de draaideur kunnen. Het hoofd van de man waar de vermoeide ogen van zijn beweegt langzaam omhoog om het gezicht dat hoort bij de natte zwarte schoenen te ontdekken. De wollen muts die tot over zijn wenkbrauwen is getrokken, schuift hij met zijn linkerhand iets naar achter. Zijn fel blauwe ogen hebben vanaf de zwarte schoenen het maatpak gevolgd tot aan de blonde scheiding waar hij de ogen met daaronder kleine uitzakkingen die langdurige stress verraden, van de zwarte schoenen-drager ontmoet.
‘Maar goed dat u die dure jongens goed hebt ingesmeerd’ klinkt het zachtjes tussen de uitgedroogde lippen van de man met de muts vandaan. Zijn jas zit vol vette vegen en donkere vlekken. Onder de wollen muts pieken sliertjes vettig haar. Zijn rechterarm rust uitgestrekt op zijn knie en in zijn hand wiebelt een plastic bekertje waarin wat kleingeld ligt.
De man in de zwarte lederen schoenen kijkt omlaag, zijn ogen ontmoeten die van de man met de muts. Een krampachtige glimlach verschijnt op het gezicht van de man met de zwarte schoenen maar tijd om iets terug te zeggen is er niet want de draaideur is vrij. Vlug perst de man met de zwarte schoenen zich met de horde mensen om hem heen in de ruime open ruimte en schuifelt hij met de mensenmassa naar de andere kant van de draaideur waar de vertrekhal is. Nog net kon hij de man met de muts nog horen zeggen; “God zegene u’.
–
“Natuurlijk, vertraagd” mompelt hij bijna onverstaanbaar. Zijn ogen flitsen over het enorme informatiebord waar de uitgaande vluchten op zijn vermeld. Van de lange rij vertrekkende vliegtuigen heeft er slechts één een rood gekleurde balk achter de bestemming met daarin het vluchtnummer. Zijn vlucht.
Twee keer heeft hij de vlucht van vanmorgen naar Brussel gecheckt. De eerste keer tijdens het ontbijt en zojuist nog in de taxi op weg naar het vliegveld. Beide checks gaven geen vertraging aan. Hij pakt zijn mobiel uit zijn colbert, opent de app van British Airways en ziet dat de vertraging nu wél in zijn vluchtschema is opgenomen.
“Lekker, hadden jullie dat niet eerder kunnen doen?” foetert hij tegen het schermpje van zijn mobiel. Op zijn voorhoofd zijn brede en diep groeven zichtbaar.
. . . . .
Fred vliegt maandelijks op en neer naar Brussel en Straatsburg. Hij vertegenwoordigt in het Europees Parlement zijn politieke partij. Hij hoeft niet persé iedere maand in Brussel of Straatsburg aanwezig te zijn maar omdat hij zijn belangrijke positie serieus neemt en er goed voor wordt betaald is hij altijd aanwezig. Vroeger was Fred trots op zijn functie binnen de politiek maar sinds de laatste ontwikkelingen waar het Europees Parlement in steeds mindere mate het volk vertegenwoordigt maar de economie op de eerste plaats heeft staan is die trots behoorlijk verminderd. Morgen wordt er gedebatteerd over een belangrijk internationaal verdrag en Fred weet dat als het een ‘ja’ zal worden, veel inwoners van de EU er in besteedbaar inkomen hard op achteruit zullen gaan, of zelfs hun baan zullen verliezen. Er worden de laatste tijd ook, in opdracht van het parlement, op onverklaarbare wijze enorme bedragen met geld gecreëerd die vervolgens naar grote banken worden geboekt die op hun beurt de vele uit het niets gecreëerde miljarden als leningen uitzet naar in nood verkerende landen waarvan ze op voorhand al weten dat zij die leningen, plus de bijbehorende torenhoge rentes, nooit terug kunnen betalen. Deze kennis houdt Fred de laatste weken wakker in zijn slaap. Ooit was hij de politiek in gegaan uit sociale overwegingen omdat hij vond dat het belang van de burger kwam alsmaar meer in het gedrang kwam, wat hij een verontrustende ontwikkeling vond. Nu zelfs zijn stem binnen het parlement geen invloed meer lijkt te hebben, voelt het alsof hij niet is geslaagd in zijn missie. In zijn familie- en vriendenkring ziet hij de gevolgen van eerdere beslissingen al in de vorm van verhoogde belastingen en het weg bezuinigen van kortingen waar vooral ouderen van afhankelijk zijn. Deze tekenen aan de wand van achteruitgang plaatst hem in een ongemakkelijke positie want zijn jaar inkomen torent hoog boven de inkomens van de meeste mensen die hij kent uit.
. . . . .
“God zegene u?” mompelt Fred, zijn wenkbrauwen fronsend. Hij draait zich om, kijkt naar de draaideur en ziet daarnaast, door de grote ramen, de man met de muts zitten. Naast de man ligt een lichtbruine kortharige hond te slapen. Fred had de hond in eerste instantie niet eens gezien. Hij zag alleen de ‘koud hè’ muts waarvan het oranje in de loop van de vele jaren is verweerd naar donkerbruin en het wit overwonnen is door grijstinten. Door de draaideur lopen hordes mensen naar binnen en naar buiten. Niemand lijkt acht te slaan op de man met de muts. Fred draait zich weer om en kijkt naar het scherm.
“Twee uur vertraging” mompelt Fred. “Op naar de lounge dan maar. Ontbijt en een sterke bak koffie”.
Fred loopt naar de paspoortcontrole, inchecken hoeft hij niet want dat heeft hij onderweg in de taxi al gedaan op zijn app. Ook hoeft hij geen bagage in te checken. Voor de trips naar Brussel en Straatsburg pakt hij altijd een kleine tas in die hij mee kan nemen in de cabine. Dat scheelt een hoop gedoe en tijd. Onderweg naar de paspoortcontrole passeert hij een pin automaat. Fred bedenkt dat hij hier alvast wat geld kan pinnen zodat hij dat in Brussel niet hoeft te doen maar voordat hij dat doet checkt hij op de app van de bank op zijn mobiel of er wel genoeg geld op zijn betaalrekening staat. Meestal laat Fred net genoeg geld op zijn betaalrekening staan om boodschappen van te halen en boekt hij af en toe kleine bedragen over van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening. Zijn bank-app geeft een saldo aan van 12 euro. Hij tikt een paar keer behendig op zijn mobiel en boekt zo honderd euro over. Vervolgens haalt hij de overgeboekte honderd euro uit de muur, stopt dit in zijn kleine lederen portefeuille en verdwijnt in de drukke mensenmassa.
Omdat Fred tijd genoeg heeft besluit hij een wandeling langs de winkels te nemen. Winkelen op het vliegveld doet Fred bijna nooit. Normaal gesproken merkt hij de winkels niet eens op en loopt in snel tempo rechtstreeks naar de gate. Tenzij hij echt vroeg op het vliegveld is, dan neemt hij een koffie in de business-lounge en leest daar de Independent, wat Fred betreft toch wel het meest betrouwbare nieuws- en opinieblad.
Bij de tassenwinkel ziet Fred een mooie lederen case voor zijn Ipad. De huidige case vertoont duidelijke tekenen van vergane glorie. Bij de Apple store bij Fred thuis om de hoek heeft hij al eens gekeken naar een nieuwe case maar geen geschikt model kunnen vinden. De case die hij nu ziet is van zwart leer en past goed bij zijn schoudertas vindt hij. Zonder lang na te hoeven denken pakt Fred de case en legt het op de toonbank. De vriendelijke dame tikt het aankoopbedrag van honderdvijftig euro in en vraagt Fred hoe hij wenst te betalen.
“Visa” antwoordt Fred en stopt zijn kaart in de kaartlezer. Hij tikt zijn pincode in maar dan beseft hij dat hij niet zijn Visakaart in de lezer heeft gestopt maar zijn betaalpas. En daar staat nu slechts een magere 12 euro op. Hij wil de dame zijn vergissing melden maar ziet dan tot zijn grote verbazing dat de transactie is gelukt.
“Alstublieft” zegt de vriendelijke dame en reikt de ingepakte Ipad-case aan Fred.
Fred staat nog even beduusd te kijken maar wandelt dan de winkel uit. Buiten de winkel staat Fred stil en kijkt in gedachten voor zich uit. Hij weet zeker dat hij geen negatief saldo kan hebben op zijn betaalrekening. Tijdens het openen van deze rekening heeft hij daar bewust voor gekozen om geen onnodige hoge debetrente te hoeven betalen terwijl hij voldoende saldo op zijn spaarrekening heeft waar de rente stukken lager is.
In de business-lounge nestelt Fred zich in een comfortabele stoel bij het raam waar hij de vliegtuigen kan zien vertrekken en aankomen. Altijd weer een magnifiek tafereel. Hij opent zijn laptop en logt in op zijn bank account. Tot zijn verbazing ziet hij dat er op zijn betaalrekening een positief saldo staat van driehonderd-en-twaalf euro. Hij checkt zijn spaarrekening maar daar staat precies het saldo wat er ook zou moeten staan. Hij snapt er geen biet van en besluit de bank te bellen. Hij wordt direct doorverbonden met zijn persoonlijke Banker. De Banker loopt met Fred door zijn rekeningen en concludeert dat er niets vreemds met zijn rekeningen aan de hand is. Voor zover de Banker het kan zien is alles prima in orde. Fred kijkt een tijdje in gedachten voor zich uit. Hij neemt af en toe een slokje van zijn koffie. Kijkt dan nog eens naar zijn betaalrekening en moet zelf dan toch ook concluderen dat er niets zichtbaar vreemds gebeurd is. Maar waar het extra geld dan vandaan komt weet hij niet. Fred besluit dat hij geen recht heeft op geld wat hij niet kan verantwoorden en boekt de onverklaarbare driehonderd euro naar zijn spaarrekening. Juist wanneer hij de boeking wil afronden komt de man met de muts in zijn gedachten voorbij. De vinger van Fred hangt boven de enter-knop van zijn laptop. Hij annuleert de overboeking en in plaats daarvan boekt hij tweehonderd euro van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening zodat daar een saldo van vijfhonderd-en-twaalf euro op staat. Doet hierna zijn laptop dicht en loopt snel terug naar de winkels. Hij koopt een lange, warme winterjas, een trui, een paraplu en een mooie wollen muts. Met de tas vol nieuwe kleding spoedt Fred zich door de paspoortcontrole terug naar de ingang van het vliegveld. Aan de andere kant van het beregende raam, naast de draaideur waar grote aantallen mensen zich verdringen om naar binnen te komen en andere mensen haast hebben om naar buiten te gaan, ziet hij de man met de muts zitten. Naast hem de bruine hond die zijn kop heeft rusten op het rechterbeen van de man. Snel loopt Fred naar de supermarkt in de enorme hal en laadt daar een grote boodschappentas vol met fruit, broodjes, vruchtensappen en een zak smeuïge hondebrokken. Met zijn aankopen snelt Fred zich naar de draaideur en worstelt zich met moeite door de mensenmassa.
Buiten staat hij stil. Fred kijkt naar de man met de muts. In het bekertje liggen een paar munten. Fred loopt naar de man en hurkt bij hem neer.
“Goedemorgen” zegt Fred. “Neemt u mij alstublieft niet kwalijk, ik vergat u eerder goedemorgen te zeggen”
De man kijkt vanonder de muts vol met vieze vegen Fred aan en glimlacht.
“Voor u” zegt Fred en reikt hem de tassen met nieuwe kleding en de boodschappentas met eten. “Al zegt iets mij dat u dit al wist”
“Dank u wel” zegt de man met de muts en glimlacht nog eens.
Fred weet niet goed wat hij nog meer moet zeggen. Hij ziet de paar euro munten in het bekertje en grist naar zijn binnenzak, haalt zijn kleine portefeuille eruit waarin de eerder gepinde honderd euro zit en stopt het groene papiergeld in het plastic bekertje.
“Ik weet zeker dat u dit ook goed kunt gebruiken.”
De man met de muts zet het bekertje met daarin de munten en het briefje van honderd euro naast de bruine hond op de vochtige koude betonnen vloer en graait voorzichtig door de tassen. Kijkt vervolgens Fred aan. “Dank u wel, meneer”
Fred glimlacht en staat op, kijkt twijfelend naar de draaideur vol met mensen en kijkt dan weer naar de man met de muts.
“Ik geloof dat ik degene moet zijn die u moet bedanken” zegt Fred. “God zegene u”.
De man met de muts knikt.
Fred draait zich om, wil de drukke draaideur in lopen maar staat stil. Draait zich weer om en loopt langzaam door de stromende regen naar de taxi standplaats.
“Meneer” roept de man met de muts Fred na.
Fred draait zich om, zijn ogen iets toegeknepen tegen de harde regen.
“Volgens mij moet u die kant op” zegt de man met de muts en wijst naar de vertrekhal.
Fred schudt zijn hoofd. “Ik heb mijn prioriteiten zojuist opnieuw gerangschikt”
De man met de muts glimlacht en knikt. Fred knikt vriendelijk terug.
Met het uiteinde van de mouw van zijn jas veegt Fred over de beslagen ruit van de taxi. Minutenlang staart hij in gedachten naar buiten. Dan schrikt hij op.
“Chauffeur, kan ik bij u pinnen?”
De taxi chauffeur kijkt in zijn achteruitkijkspiegel Fred aan. “Het spijt me”
“Drommels” foetert Fred. Hij voelt met zijn hand in zijn binnenzak en pakt de kleine portefeuille waar hij even daarvoor de honderd euro heeft uitgehaald en die aan de man met de muts heeft gegeven.
Hij opent de portefeuille. Een brede grijs verschijnt op het gezicht van Fred. In de portefeuille ziet hij twee gloednieuwe briefjes van honderd euro keurig naast elkaar liggen.
“Wil ik even langs een pinautomaat rijden, meneer?” vraagt de taxichauffeur.
Fred lacht en neemt een briefje van honderd euro uit zijn portefeuille en reikt tussen de twee stoelen naar de chauffeur.
“Alstublieft. Laat u het wisselgeld deze keer maar zitten, ik ben in een goede bui vandaag.”
Door: Arjan Eikelenboom
Copyright Arjan Eikelenboom
Fotocredit: Cal McNeill
Sommigen worden wel eens wakker…..maar dommelen vaak toch weer in! 🙂