Wereldreizigers
—-
Reizen. Als er één koppel is dat gek is op reizen dan zijn het wel Gert en Gijsje. Hun droom is om ooit nog eens Antarctica te bezoeken. Dan zijn ze op alle continenten geweest. Één van hun meest recente verre reizen was de winterreis in Finland. Gijsje in de slee en Gert stond er achterop. Voor de slee uit renden zes blaffende sledehonden. Gijsje zat in de ruime slee lekker onder een dikke deken en kon het maar niet geloven dat de honden die met hun vierentwintig rennende poten de sneeuw alle kanten op lieten waaien, het maar niet koud kregen. En dat ze zelfs buiten slápen!
Gert had van de instructeur van de sleehondentour organisatie de opdracht gekregen om met zijn rechtervoet op de sneeuwrem te trappen als de honden te snel zouden rennen. Vooral in bochten trapte Gert stevig op de sneeuwrem. Flinke wolken sneeuw stoven alle kanten op wanneer hij dit deed. Het remmen van Gert deerde de husky honden niets, zo leek het want ze gooiden dan gewoon wat meer kracht in de strijd om vooruit te kunnen komen. Totdat ze ergens halverwege het twee uur durende parcours door de dennenbossen, bij een scherpe bocht kwamen. De honden renden hier zo hard dat de slee uit de bocht vloog, op zijn kant viel en Gijsje met haar neus in een muur van stuifsneeuw terecht kwam. Gert kwam een stukje verderop in de sneeuw terecht. De honden stonden na de val de slee gelukkig wel meteen stil. Het was een komisch tafereel en zowel Gert als Gijsje konden er hartelijk om lachen. Even leek het alsof de honden er ook veel lol in hadden. Een mooi avontuur tijdens een bijzondere reis in het hoge en ijskoude noorden.
Het reisvirus kriebelt nu weer bij Gert en Gijsje. De hele week al houden ze het weerbericht na het acht uur journaal goed in de gaten. En elke ochtend bekijkt Gert de actuele stand van zaken op buienradar. Het is bijna april. Alhoewel februari en maart nog best mooie dagen hebben opgeleverd, was het een lange en koude winter. Gert en Gijsje vinden sowieso dat de wispelturige Hollandse winters steeds langer duren de laatste jaren.
Vandaag is het eindelijk zover. Het is nog vroeg maar de zon schijnt al uitbundig en daar willen Gert en Gijsje goed gebruik van maken.
‘Heb jij de flessen met water uit de koelkast gehaald?’ vraagt Gert terwijl hij voorovergebogen staat en zijn ogen de geordende koeling van binnen scannen.
‘Die heb ik er meteen met het voorgesneden fruit uit gehaald en in m’n tas gedaan’. antwoordt Gijsje.
Gert doet de deur van de koelkast dicht en loopt de huiskamer in waar Gijsje in haar luie stoel bezig is de medicatie voor Gert zijn astma in het pillendoosje te doen.
‘Denk je dat zes stuks genoeg is?’ vraagt Gijsje en draait hierbij haar hoofd naar links en kijkt omhoog naar Gert.
‘Nou, doe er maar een paar meer bij voor de zekerheid’ antwoordt Gert.
Hij kijkt voor zich uit, over de boomtoppen, naar de strak blauwe lucht. Hij is een tijdje stil maar gaat dan verder; ‘De vorige keer kon ik die pillen niet eens vinden toen ik ze nodig had, weet je nog? Stop ze maar in het vakje voorin. Wel zo veilig.’
Die morgen zijn Gert en Gijsje een paar uur bezig met het goed voorbereiden van hun nieuwe trip. Gezien de tijd van het jaar nemen ze het zekere voor het onzekere en nemen ze extra kleding mee. Gijsje kan niet goed tegen de kou en omdat je nooit kunt weten of je ergens een tijdje vast komt te zitten kun je maar beter teveel warme kleding bij je hebben. Rond tien uur zijn ze gereed. Gert zet de spullen buiten de voordeur. Gijsje checkt op het laatste moment of het gas van het fornuis en de oven wel helemaal uit staat en de verwarming op 15 graden. Nadat de voordeur door Gijsje op beide sloten is gedaan wandelen ze rustig met hun spullen naar de lift. Bij de liftdeuren moeten ze een tijdje wachten voordat de lift er is. De rechterhand van Gert beweegt zachtjes over het voorste vakje van zijn tas. Hij voelt een oneffenheid wat duidt op zijn astma medicatie en knikt goedkeurend, zonder een woord te zeggen. Hierna blijft zijn blik onafgebroken op het rode lampje van de lift totdat de deuren opengaan en zij samen naar beneden kunnen.
Het voorjaarszonnetje voelt al een beetje warm. Maar met de harde windvlagen is het nog te koud om de handschoenen uit te doen.
‘Gaat het?’ vraagt Gert wanneer zij al een tijdje onderweg zijn en hij zijn vrouw naast hem hoort snotteren. ‘Misschien even een korte pauze? antwoordt Gijsje. ‘De koude wind in m’n neus maakt me snotterig. Ik wil even m’n neus snuiten.
‘Stop hier maar even dan’ zegt Gert en helpt zijn vrouw met haar bagage.’Hier, ga maar zitten’
Gijsje gaat zitten en zucht eens diep.
‘Dat is lekker zo’ zegt Gijsje. Ze klinkt moe. ‘Handig dat we hier op kunnen zitten hè? Die handige dingen op wieltjes waren er vroeger niet. Hoe is het met je longen trouwens?’
‘Ik neem er nu maar ééntje’ antwoordt Gert ‘Het begon een half uur geleden al langzaam op te spelen. Ik hoopte dat de frisse buitenlucht het wel zou oplossen. Maar helaas. Heb nu toch een pufje nodig’. Gert gaat er even goed bij zitten. Haalt dan zijn inhaler uit zijn tas, klikt de capsule en neemt een flinke teug. Hierna volgt een diepe hoest. Het duurt vervolgens nog een minuut of tien voordat de medicatie helemaal zijn werk heeft gedaan en Gert weer lucht genoeg heeft om bij Gijsje te checken hoe het met haar gaat.
‘Ben je d’r klaar voor, mop? vraagt Gert met een brede grijns op zijn gezicht.
‘Pfff’ zegt Gijsje en ze maakt aanstalten om op te staan ‘Niks mop. Dat zeg je maar tegen de poes. Met mij gaat het prima hoor. Kom maar op. We hebben nog een heel eind te gaan’
Ze staan op en vervolgen hun reis. Er is geen wolkje aan de lucht die ochtend.
Rond lunchtijd nemen Gert en Gijsje plaats op een houten bankje bij het station. Gijsje heeft de twee bakjes vers fruit uit haar tas gehaald en reikt Gert een bakje fruit met een plastic vork. Gert merkt hier niets van want hij zit met zijn ogen dicht net eventjes te genieten van het zonnetje.
‘Je vitamientjes, mop’ zegt Gijsje hardop met een glimlach op haar gezicht.
Gert opent zijn ogen, ziet het fruit en pakt het van zijn vrouw aan.
‘Dankjewel, lief’ zegt Gert en kijkt Gijsje even aan. ‘Zat ik gewoon bijna weg te dommelen zeg!’
‘Eet eerst je fruit maar op’ zegt Gijsje. ‘Ik heb voor ieder twee bruine boterhammen. Ééntje met oude kaas en ééntje met osseworst’.
Gert en Gijsje genieten van hun meegebrachte lunch en van de vele treinen die af en aan rijden. Zij zien om de paar minuten honderden mensen uit een net aangekomen trein komen. De passagiers die uitstappen lijken stuk voor stuk veel haast te hebben. De honderden mensen die met de trein weg willen kunnen bijna niet wachten om de trein in te gaan. Het is dringen geblazen. Dit tafereel voltrekt zich tijdens hun lunch vele malen. Gijsje heeft hiervan maar een deel gezien want al halverwege de boterhammetjes besloot zij om ook even de ogen te sluiten. Dat voorjaarszonnetje in haar gezicht voelt erg lekker.
‘We moeten maar weer gaan’ zegt Gert na verloop van tijd. ‘De zon is er ook vandoor, kijk maar!’ Gert wijst naar de grijze bewolking die de warme voorjaarszon verdrongen heeft.
‘Brrr’ zegt Gijsje ‘Gauw inpakken en wegwezen. Als het maar niet gaat regenen straks’
‘Het zou droog blijven tot morgen’ zegt Gert ‘Maar het voelt al een stuk kouder, dus laten we maar vort maken!’
Gert en Gijsje doen hun vorkjes en ander afval in een plastic zakje. Gijsje stopt dit zakje in een afvalbak die een paar meter naast het bankje staat.
Hierna gaan de twee weer op stap. Onderweg breekt af en toe de zon toch nog even door. Daar maken ze dan meteen goed gebruik van en nemen een paar keer een korte pauze zodat ze even van de zonnestralen kunnen genieten. Gert neemt dan ook even een pufje zodat hij weer voldoende lucht heeft.
Tegen vier uur is hun reis voltooid. Vermoeid maar erg tevreden wandelen Gert en Gijsje naar binnen.
‘Zal ik eerst maar even een kopje thee zetten voordat we de tassen uitpakken? vraagt Gijsje met een hijgerige stem.
‘Ga jij maar lekker in je stoel zitten’ zegt Gert ‘Je bent doodmoe. Laat mij maar thee zetten. Die tassen komen later wel.’
Na een kwartier zitten Gert en Gijsje in hun eigen huiskamer met ieder een dampend kopje Earl Grey en een bokkepootje voor zich. De ondergaande zon schijnt door de ramen recht in hun gezicht, af en toe gehinderd door een langs drijvende wolk.
‘Heerlijk’ mompelt Gijsje met volle mond ‘Ons eerste uitstapje dit jaar zit er weer op. Laat de zomer maar komen’.
— Je had het natuurlijk al geraden. Gert en Gijsje zijn al wat ouder. Na een mooi en actief leven heeft de ouderdom de regie overgenomen en de flexibiliteit ingeruild voor beperkingen. Een simpele boodschap halen is voor Gert en Gijsje een hele onderneming waar zij de hele ochtend of middag voor moeten uittrekken. Maar alleen in het voorjaar en zomer. De herfst en winter zijn hun rollators net als zijzelf voornamelijk binnen en rekenen zij op hulp van buiten. —
Arjan Eikelenboom | Rotterdam 25/08/2014
Auteursrecht, Arjan Eikelenboom
Niets uit dit verhaal mag worden overgenomen, verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder toestemming van de auteur.
Heel lief verhaal! 🙂