De wereld waar Tim en Tom in leven lijkt barbaars en ruig. Maar niets is wat het lijkt.
—
Bij regen zijn ze er als de kippen bij. Dol op water zijn Tim en Tom. Als peuter zochten ze elkaar al op zodra de eerste druppels vielen. Dan gingen ze heerlijk in de plassen spetteren en hielden ze hun mond wijd open om de vallende druppels op te vangen. Hun klasgenootjes en vriendjes begrepen er niks van. Zij bleven juist binnen. Zij vonden die hele regen geen moer aan. Sommige van hen kropen zelfs dicht tegen hun moeders aan omdat ze het koud kregen van de regen. Tim en Tom niet. Regen betekende zorgeloos spelen voor hen. En omdat ze altijd maar met z’n tweetjes in de regen aan het spelen waren werden Tim en Tom vanzelf heel goede vrienden.
Op een regenachtige zaterdagmorgen zaten Tim en Tom naast elkaar op een glibberige boomstam. ”Ik heb het wel gezien hier” zegt Tim. ”Er zijn nooit andere kinderen om mee te spelen” ”Niet lullig bedoeld of zo hoor, maar ons hele leven al lopen wij met z’n tweetjes in de regen te banjeren”. ”Ik wil wel eens met nieuwe vriendjes spelen”. ”Ja, ik snap je best”. Zegt Tom. ”Ik heb eerlijk gezegd ook wel eens zitten fantaseren over nieuwe vriendjes die met ons in de regen willen spelen maar ja, die zijn hier niet”. Tim draait zich naar Tom, en zegt; ”Echt waar? Ik hoopte al dat je dat zou zeggen”. ”Ik heb namelijk een goed plan bedacht om nieuwe vriendjes te vinden”. ”Een goed maar wel gevaarlijk plan”. ”Gevaarlijk?” zegt Tom ”Vertel”.
”Nou..” Begint Tim. ”Ik heb mijn vader wel eens heel zachtjes met mijn moeder horen praten over het Reuzenwoud” ”Dat ligt aan de andere kant van De Rode Vlakte, zei m’n vader”. ”In het Reuzenwoud schijnen heel veel kinderen te wonen die van regen houden”. ”Maar waarom wonen wij dan hier?” vraagt Tom. ”Onze families houden allemaal van regen” ”Dat weet ik niet precies” antwoord Tim ”Maar m’n vader zei tegen m’n moeder dat het hier in het veld veiliger is dan in het reuzenwoud, zolang we ons maar onder de sprietbomen schuil houden voor de Zwarte Draken”. ”Zwarte Draken?” Daar heb ik thuis nooit iets over gehoord!” zegt Tom ”Ook niet over die Rode Vlakte of het Reuzenwoud. ”Ik denk dat onze ouders niet willen dat wij er van weten” zegt Tim ”Maar we weten er nu wel van” Zegt Tom. ”We kunnen ieder geval eens bij De Rode Vlakte gaan kijken, als dat niet te ver is, vind je niet?” ”Daar zat ik ook al aan te denken” zegt Tim. ”Weet je wat?” ”We zitten ons toch te vervelen op deze saaie boomstam…” ”Als we nu gaan en een beetje opschieten kunnen we voor het donker alweer thuis zijn” Dan hoeven onze ouders niet eens te merken dat we weg zijn geweest”. Volgens m’n vader is het ruim twee uur van huis naar de rand van De Rode Vlakte. ”En als we dan willen doorgaan dan zal het nog ruim een uur duren voordat we De Rode Vlakte zijn overgestoken en aankomen bij het Reuzenwoud”.
DE RODE VLAKTE
Tim en Tom laten er geen gras over groeien en gaan op pad. Zonder rugzak of eten en drinken. Ze houden gewoon af en toe hun mond wijd open om de regendruppels op te vangen en dan is hun dorst wel gelest. En als ze honger krijgen plukken ze gewoon wat bessen van de struiken. Het is stil onderweg. De grond is drassig, het regent hard en van de sprietbomen vallen dikke druppels, zo op hun kale hoofden. De enige die ze na anderhalf uur tegenkomen is een oude man. Die zit met zijn rug tegen een sprietboom lekker te genieten van een verse salade. De oude man kijkt even op wanneer hij Tim en Tom langs ziet komen, maar hij zegt niets. Tim dacht heel even een frons op de oude man zijn voorhoofd te hebben waargenomen. Na bijna twee uur ploeteren door het drassige veld komen Tim en Tom aan bij De Rode Vlakte.
”Wow” Roepen Tim en Tom tegelijk bij het zien van de uitgestrekte rode natte woestenij. ”Wat is dit nou toch?” Vraagt Tom. Er volgt geen antwoord. Beide zijn te verbaasd en opgewonden bij het zien van de enorme kale rode vlakte. Zo groen als het bij hen thuis is, zo rood is het hier. Maar hier groeit helemaal niets. Alles lijkt van steen en is rood van kleur. Terwijl thuis alles volop in bloei staat. Wat een verschil. ”Kijk daar” Zegt Tim. ”Dat moet het reuzenwoud zijn” En hij wenkt met zijn hoofd naar voren en iets omhoog. ”Daarom heet het natuurlijk het Reuzenwoud” Zegt Tom. ”Die bomen daarginds zijn wel honderd keer zo hoog als bij ons thuis”. Tim en Tom blijven zo een tijdje met open mond voor zich uit staren. De bomen in de verte lijken tot in de hemel te reiken. ”Nou, gaan we nog?” vraagt Tim. ”We zijn er nu toch” antwoord Tom. ”We kunnen nu net zo goed doorgaan”. ”Ik ben ook best wel nieuwsgierig geworden”. „Let’s go dan” zegt Tim ”Maar pas op, De Rode Vlakte ligt door de enorme voorjaarsbuien vol met diepe poelen en we kunnen allebei nog niet zo goed zwemmen”. ”We zullen moeten zigzaggen over de meest droge stukken” ”Ik volg jou” zegt Tom. ”Als we het tempo hoog houden kunnen we het misschien wel binnen een uur doen”.
De regen valt nog steeds met bakken naar beneden. Maar dat deert Tim en Tom niks. Ze zijn wel wat gewend. Ze blijven de hele tijd netjes achter elkaar en zigzaggen om de diepste plassen heen. Plotseling staat Tim stil en zegt; „Sssst”. ”Luister”. Tom blijft stokstijf staan. ”Wat hoor je?” vraagt Tom op fluistertoon. ”Dat gezoem” ”Hoor je dat niet?” vraagt Tim, ook op fluisterende toon. Tom houdt zijn hoofd ietsjes schuin om beter te kunnen horen. ”Ja” zegt Tom dan „”Ik hoor het nu ook. ”Het gezoem wordt luider” Zegt Tom. Dan ineens, als uit het niets, verschijnt er een grote donkere wazige schim, vlakbij Tim en Tom. ”Kijk nou” Roept Tim. ”Pas op, bukken!” Bliksemsnel bukken ze zo diep als ze kunnen. En net wanneer ze zo diep mogelijk weggedoken zitten en ze zich zo klein mogelijk hebben gemaakt, komt er een enorme golf water over hen heen. Woeoeoessjj. Het water spat alle kanten op. Het lijkt wel een Tsunami! En dan is het ineens weer stil. En het blijft stil. Dan steken Tim en Tom heel langzaam hun hoofden weer iets omhoog. Ze kijken angstig en verbaasd om zich heen. Niets. Ze zien niets dan water. Het water dat over hen heen kwam stroomt langzaam weer terug naar de poelen waar het even ervoor nog inzat.
”Zag je dat?” zegt Tim een beetje hijgend en met bibberende stem. ”Zag wat”? Vraagt Tom terug. ”Ik had m’n ogen stijf dicht en voelde alleen maar die grote golf water over me heen komen”. ”Nou, vlak voordat die golf met water kwam keek ik omhoog”. zegt Tim ”Recht omhoog, zo naar de hemel. Maar ik zag geen hemel” ”Ik zag alleen dat reusachtige monster” ”Supergroot en het kwam uit het niets”. ”Het leek alsof het vloog maar het raakte toch net de grond aan”. ”Het was zo ontzettend hoog en het leek alsof het ronddraaide” ”Nog nooit zoiets gezien” ”Volgens mij was het wel hoger dan de bomen in het reuzenwoud”. ”Maar goed dat het monster ons niet zag” Zegt Tom. ”Anders waren we er nu wel geweest”. ”Ja” zegt Tim. ”Kennelijk had het haast” Het ging sneller dan het geluid”. ”Hé, misschien was het wel zo’n een zwarte draak, waar m’n vader het over had!”. „Pfff, ”zegt Tom. ”Ik heb m’n buik er nu al vol van hoor”. ”Zullen we maar terug gaan”? Dan maar geen nieuwe vriendjes” ”Spelen we gewoon weer samen” ”Ben je maf of zo” Roept Tim. ”We zijn er bijna hoor” ”Nog hooguit tien minuten”. ”Vijf als we een sprintje trekken”. ”We kunnen nu niet meer opgeven, toch?’ Tom slaakt opnieuw een diepe zucht uit. ”Okay dan” Zegt Tom. ”Maar ik begin me nu al zenuwachtig te maken voor de terugreis”. ”Kom op” Zegt Tim ”Als de zwarte draken zo snel gaan en wij houden ons klein dan zien ze ons niet.” ”Let’s go!”
Tim en Tom zetten de pas er flink in. Tim voorop en Tom pal achter hem. Een kleine tien minuten later komen ze aan bij de rand van De Rode Vlakte en voelen ze de oude vertrouwde smeuïge natte aarde weer. ”We zijn er” Roept Tim. ”We zijn bij het Reuzenwoud!” Het is inmiddels gestopt met regenen. ”Het kabaal van de vallende regen viel eerst niet op maar nu het gestopt is met regenen kun je de stilte van het Reuzenwoud horen. Of toch niet? Sommige bewoners van het Reuzenwoud schudden de druppels van zich af en gaan verder met hun ‚business as usual’, zoals boodschappen doen. In de verte klinkt opeens gezang. ”Hoor je dat?” Vraagt Tim. ”Ja” zegt Tom ”Mooi zeg.” ”Wat zou dat zijn? ”Engelen misschien?” ”Zo klinkt het wel” zegt Tim. ”Ja, Ik weet het bijna zeker”. ”Dat moeten wel engelen zijn”. ”Wow, wat klinkt dat mooi” ”Au” Roept Tom dan ineens. ”Wat is er?” Vraagt Tim. ”De zon breekt door” Zegt Tom. ”Ik voel de zonnestralen op m’n rug branden” ”Shit” Zegt Tim. ”Daar had ik niet op gerekend”. ”Zonnestralen kunnen we niet hebben, we moeten terug voordat het te heet wordt” ”Ja hallo”, Zegt Tom. ”Heb ik dat hele takke eind gereisd en m’n leven gewaagd voor niks?” ”Gaan we niet het reuzenwoud in dan?” ”We kunnen toch in de schaduw van de reuzenbomen blijven?” ”Ik wil nu wel de boel ontdekken en de bewoners zien”. ”Doen we de volgende keer” zegt Tim. ”Als de zon nu zo fel blijft schijnen is het veel te gevaarlijk” ”Dan verbranden we levend”. Net op het moment dat Tim dit zegt stopt het engelengezang. Ineens kun je de stilte van het Reuzenwoud weer horen”. Tim en Tom kijken elkaar met grote ogen aan. ”Wat is het ineens stil” fluistertTim. ”Ja, maar waarom fluister je dan”? ”Weet ik niet” Zegt Tim. ”Ik vind het een beetje eng”. ”Ik wil naar huis”. Een schaduw trekt plotseling over Tim en Tom heen. ”Kijk” zegt Tom en hij wijst naar zijn rug. ”De zon is weer verdwenen” ”Dat is mooi, als we nu dezelfde weg terug nemen en dit in rap tempo doen, zijn we ruim voor het donker thuis”. ”Goed plan” Zegt Tim. ”Hopelijk blijft de zon een tijdje weg, anders zijn we mooi de pineut.” Tim en Tom willen net weer De Rode Vlakte betreden maar zij merken dat het om hen heen erg donker wordt. Heel erg donker. Verbaasd en verschrikt door deze plotselinge omslag van licht naar donker kijken ze omhoog. Maar dan zien ze iets wat ze nog nooit hebben gezien.
Uit de hemel komt een grote zwarte draak razendsnel naar beneden suizen. De zwarte draak is niet zomaar zwart, hij is pikzwart. Met een lange dunne oranje snuit. ”Neee…” Roepen Tim en Tom zo hard zij kunnen. „Kijk uit!!!…” ”Een zwarte draak!!!”. Gillen ze allebei in angst uit. Hun kelen doen er zeer van. Vliegensvlug duiken Tim en Tom weg en maken ze zich zo klein en plat mogelijk. Net als zij deden op De Rode Vlakte. Maar het is te laat. De zwarte draak heeft hen allang gezien en zoeft geruisloos recht op hen af. Boem!! Met een zware donder landt de zwarte draak pal naast Tim en Tom. De zwarte draak slaat zijn vleugels een paar keer op en neer, buigt dan zijn kop met de lange oranje snuit en….Sluurrrrrrp. Weg is Tim. Sluuurrrp. Weg is Tom. Dan is het doodstil. De zwarte draak doet zijn oranje snuit nog een paar keer open en dicht. Als je goed naar zijn keel kijkt kun je daar nog iets zien bewegen. De zwarte draak hurkt een klein beetje door zijn poten, spreid zijn enorme zwarte vleugels en…zoeoeoeff. Weg is de zwarte draak. Verdwenen ergens in de toppen van de reuzenbomen.
De plek waar Tim en Tom enkele seconden geleden nog stonden is weer precies zoals deze was voordat zij er arriveerden; Kaal en stil. Deze stilte van het reuzenwoud lijkt eeuwig te duren. Maar dan klinkt opnieuw engelengezang en begint de zon fel te schijnen. Het engelengezang klinkt alsmaar luider en luider. Meer engelen doen mee. Het klinkt nu als een heel engelenkoor. Door elkaar heen zingen zij de meest prachtige liederen. Het water op de Rode Vlakte verdampt snel door de felle zonnestralen en creëert een mysterieuze mist die langzaam het reuzenwoud in trekt. Na een uur doet niets in de hele omgeving nog herinneren aan het korte avontuurlijke leven van Tim en Tom.
==== Tja, Als Tim en Tom gewoon even op buienradar hadden gekeken dan hadden ze kunnen weten dat de regen in de middag plaats zou maken voor zonnige perioden. En als kleine naaktslak moet je al helemaal niet in de buurt van struiken en bomen komen waar Merel-mama’s en Merel-papa’s wonen die de hele dag druk bezig zijn hun Merel-baby’s te voeren met kevertjes en slakjes en tussendoor met elkaar een riedeltje zingen. Nog een wonder dat Tim en Tom tijdens hun tocht van het grasveldje naar de struiken zonder kleerscheuren het fietspad over zijn gekomen!
Arjan Eikelenboom – Rotterdam 01/06/2014
Copyright Arjan Eikelenboom