ZONNESTRALEN ONDER HAAR VOETEN

Het lijkt opnieuw een sombere dag te worden voor Chantal, maar onverwachts straalt hoop haar tegemoet

Daar zit ze. Verscholen onder een dikke wollen deken. Je kunt nog net het puntje van haar neus en de rand van een felrode wollen muts zien. Enkele slierten vlasblond haar pieken er onder vandaan.

Gistermorgen op weg naar school, zag Robert haar voor het eerst. In een portiek naast de ingang van het postkantoor, zittend in de schoot van een jonge vrouw. Waarschijnlijk haar moeder. Robert hoopte stilletjes dat hij de jonge vrouw en het meisje vandaag niet zou zien. Het is immers veel te koud om buiten te zijn.

“Zouden ze daar de hele nacht hebben gezeten?” vraagt Robert zich af. “Op dat matras vol vieze vegen en vlekken?”

Achter de jonge vrouw ziet hij twee grote plastic ‘Big Shoppers’ staan. Robert denkt dat daar de kleding en spulletjes van de jonge vrouw en het meisje in zitten. Het idee dat ze op dat matras wonen veroorzaakt een koude rilling over zijn rug.

Robert loopt nu wat langzamer over het trottoir. De warme wollen sjaal trekt hij met beide handen iets verder omhoog zodat net zijn neus er nog bovenuit steekt. De school van Robert staat achter het postkantoor dus ook al wil hij het niet, hij moet de jonge vrouw en het meisje op het vieze matras wel passeren.

Robert is nog maar een paar stappen van het postkantoor verwijderd. Plots voelt hij een ijzige windvlaag opsteken. In een reflex beweegt Robert zijn hand naar zijn gezicht, hij denkt dat er iets in zijn oog is gewaaid. Hij staat stil en wrijft met zijn rechterhand voorzichtig over zijn ogen, knippert een paar keer en gaat weer rechtop staan.

Robert wil verder lopen maar net op het moment dat hij de eerste stap neemt ontmoeten zijn ogen de donkerbruine kijkers van het meisje. Het meisje heeft de bewegingen van Robert met grote interesse gevolgd. De wollen deken heeft zij van haar hoofd laten glijden waardoor je nu goed de felrode muts kan zien. Langs haar wangetjes plakken blonde slierten haar die onder de rode muts weg lijken te willen kruipen.

Robert ziet een glimlach op het gezicht van het meisje en als vanzelf glimlacht Robert terug.

“Als je gaat wrijven dan wrijf je er misschien juist vuil in” zegt het meisje zachtjes.

Robert kijkt het meisje aan, neemt een stap dichterbij en hurkt bij haar voeten neer. Hij kantelt  zijn hoofd een beetje en knippert een paar keer met zijn rechteroog.

“Ik denk niet dat er een vuiltje in mijn oog zit, volgens mij was het de koude wind die onder mijn ooglid blies.” zegt Robert tegen het meisje.

Het meisje moet lachen om Robert die naar de hemel leek te knipogen.

“Gelukkig maar” zegt het meisje. “Anders kun je daar de hele dag best last van hebben. Soms heb ik het wel ook eens maar dan haalt mama het vuiltje er uit. Heel voorzichtig, anders doet het pijn.”

Robert kijkt de jonge vrouw achter het meisje aan die een mager glimlachje laat zien.

“Goedemorgen” zegt Robert tegen de jonge vrouw. “Of, …nou ja. Zo goed is het vanmorgen nu ook weer niet natuurlijk”

Robert voelt zijn gezicht warm worden. Hij vermoedt dat de jonge vrouw, die waarschijnlijk niet veel ouder dan hij zelf is, twee vuurrode wangen op zijn gezicht ziet. Hij voelt zich ongemakkelijk en weet nu niet zo goed wat hij moet zeggen. Het liefst zou hij opstaan en wegrennen.

“Goedemorgen” zegt de jonge vrouw op zachte toon. Zij heeft, net als het meisje, lang blond haar en spierwitte wangen. Over haar oren liggen dikke, blauwe oorwarmers. Om haar schouders ligt een warme wollen deken.

Het meisje heeft haar hoofd omgedraaid en kijkt omhoog naar de jonge vrouw.

“Het geeft niet” zegt de jonge vrouw tegen Robert. “Ik begrijp het wel als je liever niet met ons praat.”

“Nee, nee.” zegt Robert snel “Dat is het niet, ik bedoel, ik zag u,…of jullie bedoel ik natuurlijk, hier gisteren al zitten. En ja…”

Roberts woorden komen er wat hortend en stotend uit.

“..En nu zitten jullie hier weer, of…nog steeds?”

De magere glimlach van de jonge vrouw wordt iets groter maar kan de zware vermoeidheid in haar gezicht niet verhullen.

“Nog steeds” antwoordt de jonge vrouw.

Robert zucht en kijkt even van zich af.

“Hebben jullie wel ontbeten?” vraagt Robert.

De jonge vrouw schudt haar hoofd.

Het meisje kijkt Robert even vragend aan,  draait dan haar hoofd weer om en kijkt haar moeder aan.

“Wat is dat, mama? Ontbeten?”

De jonge vrouw sluit haar ogen voor een tel, schudt haar hoofd zachtjes en trekt de wollen deken over het achterhoofd en de oren van haar dochter.

Robert denkt razendsnel na. Hij kan de jonge vrouw met haar dochter niet zomaar zonder eten in de kou achterlaten. “Hoe oud is zij nu helemaal? Vijf?” Hij draait zich om en kijkt naar de overkant van de straat waar een kleine supermarkt is.

“Ben zo terug” zegt Robert. Hij staat op, trekt zijn sjaal op tot zijn neus, kijkt naar links en rechts en steekt de straat over. Het is intussen een beetje gaan miezeren.

Een kleine tien minuten later komt Robert terug bij de jonge vrouw en het meisje. Hij hurkt opnieuw bij de voetjes van het meisje en zet een plastic supermarkt-tas naast zich neer waar hij voorverpakte sandwiches uit haalt en deze aan de jonge vrouw geeft. Zij haalt meteen de sandwiches uit de verpakking en geeft er één aan haar dochtertje

“Lust je sinaasappelsap?” vraagt Robert aan het meisje.

Het meisje knikt.

“Hier” zegt Robert en reikt het meisje een flesje vers geperste sinaasappelsap. Hij geeft de jonge vrouw er ook één. “Ik heb verder nog wat appels, liga’s, water en yoghurt met muesli meegenomen. Hebben jullie vandaag ieder geval wat te eten, toch?”

“Dankjewel” zegt de jonge vrouw en reikt haar rechterhand. “Ik ben Josine”

Robert schudt Josine’s hand. “Robert”

“En wie ben jij?” vraagt Robert aan het meisje. Hierbij tovert hij snel een lachje op zijn gezicht.

“Chantal” zegt het meisje kauwend op de boterham

“Ik hoop dat jullie het vandaag een beetje droog kunnen houden.” zegt Robert “Dit miezerweer wordt je ook niet vrolijk van.”

“We hebben al wat buitjes meegemaakt.” zegt Josine “We zitten hier net hoog genoeg om niet weggespoeld te worden en we hebben het afdak van het postkantoor boven ons hoofd. We mogen niet klagen.”

Robert weet niet zo goed wat hij hier op moet zeggen en lacht een beetje. Hij legt zijn hand zachtjes op het hoofdje van Chantal. Ze heeft net een grote hap van haar boterham genomen. Haar mond gaat enthousiast op en neer maar haar lippen blijven stijf op elkaar. Ze neemt een klein slokje uit het flesje met sinaasappelsap en kauwt dan weer verder. Het flesje met sinaasappelsap houdt ze al kauwend omhoog voor het gezicht van Robert.

“De zon” zegt Chantal bijna onverstaanbaar, haar mond is nog niet helemaal leeg.

Robert kijkt de kleine Chantal vragend aan.

Chantal slikt het laatste beetje brood door.

“Is de zon.” zegt ze met een brede lach. “Sinaasappelsap. Het regent wel maar jij hebt voor ons de zon in een flesje meegenomen.”

Robert moet lachen.
“Nou inderdaad, het lijkt inderdaad een beetje op een flesje met zonlicht, hè?”

Chantal knikt. Haar blik dwaalt af naar de regendruppels die op de stoeptegels naast de voeten van Robert vallen. Haar mond is gestopt met kauwen.

“Als het regent, dan blijft de straat altijd nat…’ zegt Chantal dromerig.

Op het voorhoofd van Robert worden rimpels zichtbaar en fronsen zijn wenkbrauwen. Hij vraagt zich af wat er ineens in dat kleine hoofdje onder die rode muts omgaat.  Rober blijft rustig op zijn hurken zitten en luistert aandachtig naar wat Chantal te zeggen heeft.”

“Soms…” gaat Chantal verder. “…als het heel hard regent, dan blijft de straat wel eens de hele week nat. Elke keer als ik mijn ogen opendoe zie ik dan de gevallen regen op straat liggen, in grote plassen. En soms ook als het sneeuwt. Dan blijft de sneeuw wel eens lang liggen.”

Robert glimlacht. De ogen van Chantal zijn anders. Zojuist zagen haar ogen er nog vermoeid uit maar nu lijken haar grote bruine kijkers springlevend.

Chantal kijkt op, recht in de ogen van Robert.

“Waarom blijven de zonnestralen niet op straat liggen?” vraagt Chantal “Net als de regen en de sneeuw? Dan zou het nog lekker warm blijven zijn als de zon achter de wolken schuilt, en als het regent.

Robert is verrast door de bijzondere vraag van de kleine Chantal die op deze ijskoude, verregende morgen met haar moeder op een vies matras in de portiek van het postkantoor zit. Ze zou op dit moment met haar moeder aan de ontbijttafel moeten zitten, in een verwarmde keuken of huiskamer, net als andere kleine kinderen.

“Weet je..” zegt Robert. Hij reikt naar de toppen van de kleine vingers van Chantal die net onder de wollen deken uitsteken, en sluit haar vingers in zijn grote warme hand.

“..Ik heb gehoord dat er een geheime, magische wereld is, ergens diep onder de grond.”

Chantal’s ogen volgen de wijsvinger van Robert die naar de grond onder zijn voeten wijst.

“Het lijkt een beetje op onze wereld maar dan nog mooier met het hele jaar door overal prachtige gekleurde bloemen en planten. En de dieren die er leven kunnen praten, net als mensen. Sommige mensen noemen deze magische wereld Zomerland.’

“Zomerland?” fluistert Chantal.

Robert knikt.

“Hoog in de hemel in Zomerland hangen wel miljoenen boomwortels. Dat zijn de wortels van onze bomen. Die wortels zijn heel lang, wel tientallen kilometers, en reiken vanuit hun hemel tot helemaal op de grond van Zomerland. De regen die hier bij ons op straat valt, sijpelt de grond in en gaan dan druppel voor druppel langs de lange wortels naar de bodem van Zomerland waar de druppels weer bij elkaar komen in grote meren en rivieren. Ook de sneeuw die hier soms eventjes blijft liggen smelt langzaam de grond in en gaat dan druppel voor druppel langs de miljoenen lange boomwortels naar de bodem van Zomerland. En het allermooiste, en nu komt het..”

Chantal luistert aandachtig en kijkt Robert met haar grote donkerbruine kijkers ademloos aan, haar mondje staat een beetje open.

“.. Als bij ons de zon schijnt verdwijnen alle zonnestralen meteen de grond in en verzamelen deze zich bij de boomwortels zodat ze met elkaar lekker lang warm en licht blijven. Het is diep in onze grond dan ook niet donker zoals wij denken maar juist heel licht. Dat felle zonlicht komt er hoog in de hemel van Zomerland langzaam weer uit. In Zomerland is het dan ook altijd licht en heerlijk warm. Zomer, zeg maar. En daarom blijven de zonnestralen bij ons niet op straat liggen want anders zou het in Zomerland nooit zomer zijn.”

“Echt waar?” vraagt Chantal op fluistertoon maar met een duidelijk aanwezig enthousiasme. “Zomerland?”

Robert knikt “Het is wel een geheim hoor dus verder tegen niemand vertellen, ok?”

Robert ziet een schittering in de ogen van Chantal. Ze straalt.

Chantal knikt en draait haar hoofd naar haar moeder. “Jij ook tegen niemand vertellen hè mam?”

Josine schudt haar hoofd en trekt Chantal een stukje dichter tegen zich aan.

Robert komt langzaam omhoog vanuit zijn hurken.
“Ik moet nu echt gaan, anders kom ik nog te laat op school.”

Josine knikt. “Ga maar snel, Robert. En bedankt. Je hebt een flinke dosis hoop en blijdschap in een klein hartje gebracht. Dat is al veel meer dan normaal gesproken gebeurt. Mensen willen ons doorgaans niet eens zien.”

“Ik ga onder mijn deken denken aan Zomerland.” zegt Chantal.

Ze trekt haar voeten op het matras, onder de wollen deken en schuift nog wat dichter tegen haar moeder aan.

“Misschien vinden we de ingang wel.”

Josine glimlacht en geeft Robert een knipoog. Robert knipoogt terug.

“Dag Chantal, tot snel”

“Dag Robert Zomerland”


 

Copyright: Arjan Eikelenboom – 3/2016 –

 

4 Comments

Leave a comment