DE VERMOMDE ZEGENING

Op jonge leeftijd ontdekte Steve bij toeval het geheim van puur gelukkig zijn. Hij heeft hierna zijn geheim nooit meer los gelaten. Maar zijn geluk heeft op de valreep nog een verassing voor hem in petto.

Voetje voor voetje schuifelt hij op zijn grijze wollen pantoffels voorwaarts, zijn rechterarm half uitgestrekt naar rechts. In zijn linkerhand beweegt de bekende witte stok soepel zigzaggend voor hem uit waarbij de zo kenmerkende tikjes op de marmeren vloer door de gemeenschappelijke lounge klinken. De vingertoppen van zijn rechterhand raken het puntje van de houten tafel, wat voor hem het teken is om stil te staan, de stok naar zich toe te trekken en deze rechtop tegen de houten stevige tafel te zetten. Langzaam laat hij zich zakken in de stoel bij het raam, zoals hij elke morgen doet, na het ontbijt.

Steve woont sinds het begin van het jaar in het verzorgingshuis. De verhuizing hier naar toe was voor hem geen gemakkelijke opgave. Zijn hele leven heeft hij zijn eigen bootjes kunnen doppen maar toen hij vorig jaar een keer vergat dat hij eieren op het vuur had gezet en hierdoor de keuken zwart zag van de rook zag hij zelf ook wel in dat zelfstandig wonen zijn laatste tijd heeft gehad.

Veel spulletjes hoefde Steve niet in te pakken. Alleen wat kleding en een houten kistje waarin hij oude brieven en foto’s bewaard. Maar het kistje is al een paar jaar niet meer open geweest.Het zichtvermogen van Steve ging na zijn negentigste verjaardag ineens hard achteruit en het duurde maar enkele maanden tot hij helemaal niets meer kon zien.

De geest van Steve is daarentegen nog altijd glashelder. Okay, hij vergat de eieren op het vuur maar we vergeten allemaal wel eens iets. Lichamelijk is Steve ook nog prima in orde, voor iemand van zijn leeftijd zeker. Zijn hele leven heeft hij goed voor zijn lichaam gezorgd. Veel bewegen, vooral de spieren dagelijks even goed aan het werk zetten en het maken van lange wandelingen aan het strand.

Het strand is voor Steve erg belangrijk. Hij kan er uren zitten. Voordat zijn gezichtsvermogen hem verliet genoot hij van de vele beestjes die in en op het zand leven. Krabbetjes die uit het zand kruipen en vliegensvlug maken dat ze in de zee komen voordat een zeemeeuw ze als lunch oppeuzelen. Razendsnelle strandlopers die met tientallen tegelijk met de branding mee heen en weer over het natte zand tippelen om lekkere beestjes uit het zand te pikken die door de golven zijn losgekomen. Soms zag Steve zelfs haaien dicht bij het strand. Dan stond hij op en liep de branding een stukje in om de haaien zo goed mogelijk te kunnen zien. Maar ook grote pijlstaartroggen die over de zandbodem glijden kwamen soms tot vlak aan het strand. Wanneer hij nu op zijn strand is geniet hij nog steeds. Hij kan aan het geluid van de golven horen hoe de zee er op dat moment uit ziet. De wind vertelt hem of er kwallen zijn. Op dit strand voelt Steve dat hij leeft. Voelt hij puur geluk door zijn aderen stromen en ademen zijn poriën de warme zilte en vochtige oceaanlucht.

Met elke hand aan een zijde van de stoel schuift Steve tot dicht tegen de tafel aan. De stoelpoten schuren hierbij zachtjes over de marmeren vloer. Twee oudere mannen achter in de lounge bij de tv kijken om.

“Ook goedemorgen” zegt Fritz, één van de mannen.
“Chagrijn” fluistert hij er achteraan, net hard genoeg dat Steve het kan horen.

Steve reageert niet. Hij vouwt zijn handen op de tafel, draait zijn hoofd naar het raam en sluit zijn ogen.

De eerste dag in het verzorgingshuis werd Steve hartelijk verwelkomd door de andere bewoners. Hij zat in een luie stoel in de tv hoek van de gemeenschappelijke lounge en de hele morgen leek het net een verjaardagspartijtje. Handen schudden en vragen stellen. Fritz was degene die hem vroeg wat hij vroeger deed voor de kost. Steve reageerde door eens flink te zuchten en niet op de vraag in te gaan. Fritz scheen niet in de gaten hebben dat Steve niet zat te wachten op een dergelijk zinloos interview en ging ongevraagd uitgebreid zijn eigen levensloop uit de doeken doen. Dat was Steve al snel zat en hij onderbrak Frits middenin zijn geratel met het vriendelijke verzoek om zijn mond te houden én of de tv zachter gezet kon worden. Fritz en een aantal aanwezige bewoners van het verzorgingshuis keken Steve aan, keken daarna elkaar verbaasd aan. Ze zeiden tegen hem dat hij maar beter ergens anders kon gaan zitten want de tv staat elke dag aan. De héle dag. Dat liet Steve zich geen twee keer zeggen en stond meteen op. Met zijn stok voor zich uit baande hij zich een weg naar de tafels bij het raam, zo ver mogelijk bij de tv en de nieuwsgierige bewoners vandaan. Thuis had Steve al jaren geen tv meer. Al voordat hij zijn volledige gezichtsvermogen verloor heeft hij de tv weggedaan. Er was toch niets zinnigs op.

Sinds die bewuste eerste ochtend in het verzorgingshuis zit Steve iedere morgen alleen, bij het raam. Achter zich, vanuit de tv hoek hoort hij ook elke dag dezelfde verhalen. Sterke verhalen vooral over succesvolle jaren in het zakenleven, en af en toe wordt er gefluisterd. Dan weet Steve dat hij het onderwerp van gesprek is. Maar dat deert hem niet. Steve is gewend dat mensen over elkaar praten en Steve is gewend om alleen te zijn en dat vindt hij prima. Dan heeft hij alle tijd om terug te gaan in de mooie en soms minder mooie jaren die het leven, dat bijna voorbij is, hem heeft gegeven.

“Koffie, meneer Kersentuin?”

Steve opent zijn ogen en draait zijn hoofd naar rechts. Hij hoort het geluid van het schuiven van zijn koffiemok over de houten tafel. Hij strekt zijn rechterhand totdat zijn vingertoppen de warme mok voelen en pakt de mok bij het grote oor vast.

“Vandaag geen regen, kunt u fijn buiten zitten”

Steve glimlacht. Hij kent de stem van Marcy, de verzorgster, goed. Ze is er vaak en soms geeft Steve haar een knipoog. Vooral als ze weer eens ruzie heeft met Fritz. Die kan er geen genoeg van krijgen om gênante opmerkingen naar Marcy te maken.
“Typisch een opmerking van een ouwe zeur met een klein pikkie” zei Steve eens hardop naar Fritz nadat deze weer eens lollig dacht te zijn. Marcy moest hierom hard lachen en ze gaf Steve als dank een zoen op zijn wang toen ze de lounge uitliep.

“Lekker, Marcy. En als ze net zo lekker is als gisteren…”
“..Dan wil ik straks graag een gratis refill” vult Marcy hem aan waardoor het klinkt alsof ze een duet opvoeren.

Beide schateren het uit.

Steve hoort Fritz mompelen. Wat hij zegt kan Steve niet verstaan maar dat kan hem ook niet schelen. Wat hem betreft bestaat Fritz niet. De overige bewoners van het verzorgingshuis trouwens ook niet want die gedragen zich maar als hersenloze volgers. Steve glimlacht, pakt het chocolate chip cookie dat Marcy naast zijn mok heeft gelegd en neemt een hapje. Hij draait zijn hoofd weer naar het raam en sluit zijn ogen. Zo zit hij de hele tijd. De enige beweging die hij maakt is die van zijn rechterarm die nu en dan de mok met koffie naar zijn mond brengt.

“Gratis refill met gratis gezelschap”

Steve draait zijn hoofd weer naar rechts en glimlacht.
“Gratis gezelschap? Wie heb je meegenomen voor me?”

Marcy moet lachen.
“Nee, ik heb zelf ook even tijd voor een bakkie dus kom ik gezellig bij u zitten. Als dat mag natuurlijk, hè. Het is echt gratis hoor!”

Steve moet hard lachen, hij legt zijn rechterhand op de leuning van de stoel naast hem en trekt de stoel naar achteren.
“Kom zitten”

“Ik ga wel tegenover u zitten, meneer Kersentuin. Kan ik mooi die vervelende boef achter u in de gaten houden” fluistert Marcy.

Marcy loopt naar de overkant van de tafel, schuift de stoel over de marmeren vloer en gaat tegenover Steve zitten. Ze neemt haar koffiemok in twee handen, leunt met de ellebogen op tafel en neemt een teug van haar koffie.

“U zit graag hier, hè?” vraagt Marcy.

Steve knikt.
“Maar het liefst zit ik in mijn eigen kamer, of buiten wanneer het koeler is of niet regent. Dus kom ik de komende maanden nog wel hier, schat ik zo in. Tot half oktober ongeveer, dan hoop ik elke ochtend m’n bakkie koffie in de tuin te kunnen drinken.”

“Maar als u toch liever in uw eigen kamer zit, meneer Kersentuin, waarom zit u dan elke ochtend hier?”

Steve draait zijn hoofd naar het raam en sluit langzaam zijn ogen”
“Dan is het net of ik buiten ben.”

Marcy kijkt Steve bedenkelijk aan, haar ogen iets toegeknepen.
“Hoe bedoelt u?”

“Doe het zelf maar” zegt Steve. Draai je hoofd naar het raam, zo dicht mogelijk en sluit je ogen.
Marcy kijkt nog even bedenkelijk maar doet dan toch wat Steve haar zegt. Ze draait haar hoofd naar het raam en sluit haar ogen.

“En?” vraagt Steve.

Marcy schudt haar hoofd. ”Uh uh, is hetzelfde als met m’n ogen open”

“Ga nog iets dichter naar het raam met je gezicht en zeg me dan wat je voelt”

Marcy buigt haar hoofd dichter naar het raam met haar ogen gesloten. Een zonnestraal prikt door de brede lamellen die buiten voor het raam hangen in haar gezicht.

“Ik voel de zon op m’n neus en tegen m’n ogen branden’

“Gezellig” zegt Steve glimlachend. “Zijn we samen stiekem buiten”

Marcy opent haar ogen, kijkt voor zich uit en moet lachen.

“Dus daarom zit u altijd hier? Omdat het dan is of u niet hier binnen zit maar buiten bent?”

Steve knikt, draait zijn hoofd naar Marcy en opent zijn ogen. De kaarsrechte scheiding in zijn volle bos, keurig gekapt, hagelwit haar licht op in de straal zonlicht die even daarvoor nog in zijn heldere azuur-blauwe ogen scheen. Marcy is vanaf de eerste dag dat Steve in het huis kwam wonen al gefascineerd door de bijzondere schittering in Steve’s ogen.

“Buiten is het leven.” antwoordt Steve. “Hier binnen in de airco rotten we langzaam weg. Kijk maar achter me, naar die rotzak”.

Marcy moet lachen maar probeert haar lach voor de overige bewoners te verhullen door snel met haar hoofd voorover te bukken zodat haar neus de tafel net aan raakt. Haar rechterhand schuift hierbij over de tafel en raakt de gevouwen handen van Steve aan. Steve’s glimlach groeit nog breder waarbij een mooie rij, goed verzorgde witte tanden zichtbaar worden, zelfs zijn levendige ogen lachen in stilte mee.

“Krijgen wij ook nog koffie?” buldert Fritz door de lounge.

Marcy kijkt op van de tafel, trekt haar hand langzaam van de handen van Steve af.
“Het tweede bakkie is een persoonlijke service, meneer Kuntz, maar omdat het vandaag is, de mooiste dag van de week, ben ik in een goede bui. Koffie komt er aan”.

Marcy proest zachtjes en tikt een paar keer met haar vinger op de pols van Steve die op zijn beurt vanzelf weer moet glimlachen.
Fritz gromt wat, draait zich terug naar de tv en is meteen weer gehypnotiseerd door het Rad van Fortuin.

“Meneer Kersentuin,..” zegt Marcy terwijl ze opstaat van haar stoel “..Als u het fijn vindt dan kom ik vanmiddag, voordat ik naar huis ga, nog even bij u langs. U heeft nooit bezoek en ik vind het wel leuk om u iets beter te leren kennen.

Steve kijkt op nu het geluid van de stem van Marcy van iets hoger klinkt.
“Dat lijkt me gezellig” antwoordt Steve. “Het is te warm voor mij om buiten te zijn dus rust ik in mijn kamer tot het tijd is voor het eten vanavond”

“Goed, dan zie ik u later vandaag. Veel plezier verder ‘buiten’.”
“Dankjewel, Marcy. Tot later”

Steve geniet nog even van de warme zonnestralen die door de lamellen op zijn neus en in zijn ogen schijnen. Na een klein half uurtje is de zon geklommen tot hoog aan de hemel, te hoog om nog door de lamellen te kunnen schijnen. Steve besluit om naar zijn kamer te gaan. Hij loopt altijd dezelfde route naar zijn kamer maar besluit in de hal toch even naar buiten te gaan, om de warme lucht van de dag te voelen. De witte stok tikt in een rustig ritme over de vloer. Hij hoort stemmen om hem heen maar weet dat de mensen hem kunnen zien en wel om hem heen zullen lopen. Bij de schuifdeur staat hij stil. Hij voelde van een afstandje de warme lucht van buiten al door de open en dicht gaande schuifdeuren langs zijn gezicht glijden. Even snoof hij diep om die bijzondere geur waar hij altijd al zo van heeft gehouden door zijn lijf te laten stromen. Hij stapt verder tot net voorbij de schuifdeur. Daar staat hij weer stil. De enorme warmte valt als een vochtige deken over hem heen. Hij snuift nog eens diep. De drukkende hitte is net teveel voor zijn oude lichaam maar zijn geest wordt deze speciale lucht op vele aangename manieren geprikkeld. Met zijn ogen gesloten laat hij de vochtige warme lucht op zijn gezicht landen. Een moment dat elke keer weer mooie herinneringen bij hem los maakt. Voor Steve is dit een gevoel van geluk.

Twee zachte tikken op de deur sleuren Steve abrupt uit zijn droom. Hij opent zijn ogen en komt iets naar voren uit zijn luie stoel.

“Ja, kom maar binnen hoor. De deur is open”
Marcy opent de deur en loopt door de smalle hal Steve’s kamer in.

“Ik heb wat lekkers meegenomen” zegt Marcy. Triomfantelijk houdt zij een wit met oranje kartonnen doosje omhoog.
“Cinnabon!” zegt Steve zonder aarzeling en met enig enthousiasme in zijn stem zoals een kind dat van nature kan doen bij het zien van een ijsje of een schaaltje verschillende kleuren vers gesneden fruit.

Marcy staat stil, haar mond verandert in een pruillip.
“Hoe weet u dat ik Cinnabon bij me heb?”

Steve lacht.
“Bij het opengaan van de deur voelde ik een tocht langs mijn benen die ook de magische geuren combinatie van boter, kaneel en suiker onder mijn neus wreef. Cinnabon is altijd al één van mijn favoriete zonden geweest. Willen we daar koffie bij?”

“Alweer koffie?” vraagt Marcy “Wordt dat niet teveel cafeïne op één dag?”

Steve staat op en stapt zonder stok of zich ergens aan vast te houden naar de kitchenette bij het raam waar hij een kleine ouderwetse koffiezetter heeft staan. Steve kan nog goed uit de voeten al werken zijn gewrichten niet altijd direct mee wat tijdens het opstaan en het lopen tot onverwachte kraak geluidjes kan leiden.

“Waar ik vandaan kom dronken we drie keer per dag koffie, om tien uur in de ochtend, drie uur ’s middags en acht uur ’s avonds. De tijden hebben weliswaar hun vaste plek verloren maar het aantal koppen zwart goud is bij mij nimmer veranderd.”

“Werkelijk?” zegt Marcy “Ik zou moeilijk kunnen slapen na zoveel koffie denk ik. Dan moet u vast uit een land komen waar ze koffiebonen verbouwen.”

Steve moet weer lachen.

“Waar ik vandaan kom werden ooit veel gewassen verbouwd maar geen koffiebonen. Koffie verhandelen, dáár waren ze goed in. Al vermoed ik dat het drinken van zoveel koffie een erfenis is van het uitbuiten van lichamelijke arbeid. De cafeïne zorgde er voor dat je na een pauze van tien minuten weer ‘fris’ aan de slag kon gaan en op die manier de productie op hoog niveau bleef. Puur economie.”

“Kijk” zegt Marcy lachend. “Ik wist wel dat er veel rauwe informatie in dat strak gekapte witte koppie moest zitten.”

Steve schept met vaste hand de gemalen koffie in de filter, geen korreltje valt er naast.

“Dat is iets waar ik heel dankbaar voor ben, Marcy. Het verliezen van mijn gezichtsvermogen vond ik verschrikkelijk – het gebeurde in een rap tempo – maar ik besefte maar dondersgoed hoe gezegend ik ben met het behoud van mijn herinneringen.

Steve draait zich een kwartslag om zodat zijn gezicht naar Marcy gericht is, zijn rechterhand steunt op het kleine aanrecht.

“Ik kan geen foto’s meer zien, geen brieven meer lezen of, ach…ik kan zelfs nooit meer de zon zien opkomen en ondergaan. Maar weet je lieve Marcy, ik heb negentig jaar leven in mijn hoofd zitten. Wanneer ik het wil tover ik de zon op mijn netvlies en kan ik bijna haar warmte voelen. Wanneer ik mijn ogen sluit open ik een wereld die veel anderen nooit hebben gezien. Dat zijn mijn herinneringen, zo helder en krachtig als een high definition computerscherm. Soms denk ik dat mijn onvermogen nog te kunnen zien een zegen in vermomming is. Ik zie geen ellende meer. Mijn dagen zijn gevuld met de meest prachtige beelden.

Steve draait zich terug naar het aanrecht, het pruttelen van de koffiezetter is gestopt.

“Sterker nog, ik hoef die enge Fritz niet te zien. Kan niet anders dan dat het een lelijk mormel is”

Marcy moet hierom grinniken.
“Oh, meneer Kersentuin, u ziet het leven van een wel heel zonnige kant hoor. Knap.”

“Er is maar één zijde, Marcy en dat is die van de zon.” zegt Steve

Steve schenkt de twee mokken vol koffie en reikt Marcy het hare.
“Alsjeblieft, en het bord voor de cinnabons kun je van het aanrecht pakken.

Marcy snijdt de plakkerige cinnabons waarover brede stroken mierzoete karamel en chocolade zijn gedrapeerd in hapklare stukjes en legt ze op een bord.

“Kom, gaan we er bij zitten” zegt Steve en maakt aanstalten terug naar zijn luie stoel te lopen.

Steve houdt zijn eigen mok koffie in zijn linkerhand. Zijn rechterhand zweeft wiebelend voor zich uit om een eventueel onverwacht obstakel op tijd voor te zijn. Nu hij koffie in zijn hand heeft is hij liever wat voorzichtiger.

“Voordat ik je ga vervelen met mijn saaie ouwemannen verhalen , zeg mij eens wie jij bent, Marcy”.

Marcy neemt een stukje cinnabon, stopt dit in haar mond en begint voorzicht te mompelen. Het typische geluid dat iemand maakt die iets wil gaan vertellen maar dat niet met de mond vol wil doen. Het klinkt alsof ze woorden aan het verzamelen is.

Steve leunt achterover in zijn luie stoel en neemt voorzichtig een eerste slokje van zijn vers gezette koffie.

“Brooklyn” mompelt Marcy. Er dwaalt nog een restje cinnabon in haar wang.
“Mijn overgrootouders komen uit Italië. Mijn opvoeding was typisch New York Italiaans, als u begrijpt wat ik bedoel.”

Steve knikt.
“Daar drinken ze ook veel koffie, maar dan heel sterk en mierzoet, en ze serveren het in minikopjes”

“Klopt” zegt Marcy “Maar ik ben meer van het Amerikaanse hoor, grote koppen slootwater”

Beide moeten lachen.

“Slootwater is wat de koffie hier vroeger het beste mee vergeleken kon worden.” zegt Steve.”Ik bracht altijd koffie van huis mee.”

Steve trekt er een vies gezicht bij.

“Bah, totaal geen smaak had die meuk destijds. Gelukkig heeft Starbucks daar subiet een eind aan weten te maken, al wisten ze ook goed om meteen de koffieprijs naar het niveau van de goudprijs te trekken. Zo duur. Maar goed, ga verder”

Marcy neemt snel nog een slokje.

“Ik wilde thuis in New York naar de kunstacademie maar werd niet toegelaten. Een jaar later nog eens geprobeerd maar weer niet. Mijn vader heeft me toen weten over te halen om een veilig vak te kiezen.

“Verpleegster?” vraagt Steve op de gok en buigt iets naar voren om een stukje cinnabon te pakken, zijn vingers dansen hierbij even boven de tafel totdat deze het bord op de tafel hebben gevonden.

“Lerares” antwoordt Marcy. “Ik heb altijd een zwak voor kinderen gehad. Lesgeven aan vooral kansarme kinderen leek mij wel een zinvolle ambitie” Tijdens mijn studie leerde ik Pablo kennen die ook voor leraar studeerde. Na ons slagen besloten we om samen hier te gaan wonen. Pablo is hier geboren, zijn hele familie woont hier. De verhuizing van Brooklyn naar hier gaf mij meteen de mogelijkheid om Spaans te leren en uiteindelijk zelfs tweetalig les gaan geven.”

“Aha, dus je man is van – laat me raden – Cubaanse komaf?

“In één keer goed, meneer Kersentuin”

“Oh” zegt Steve. “Voordat we verder gaan, ik zou het prettig vinden als je me Steve noemt. Dat voelt dichterbij.”

Marcy glimlacht.
“Natuurlijk, Steve”

“Maar hoe kan het dan dat je hier werkt?” vraagt Steve. “Ik bedoel, hier vindt je alleen maar ouwe zeurpieten, geen kinderen.”

“Geld” antwoordt Marcy kortaf. “Wat wij samen verdienen met lesgeven is niet voldoende om comfortabel van te leven. Ik heb een part-time baan op de lagere school en Pablo heeft gelukkig een voltijd baan. Met het geld dat ik hier verdien kunnen we ook nog eens iets leuks doen.”

“Hmm, er lijkt niet veel te zijn veranderd” zegt Steve.

Marcy neemt een slok van haar koffie.
“En wie is eenzame Steve?”

“Alles behalve eenzaam” antwoordt Steve snel en er verschijnt een glimlach op zijn gezicht.

Steve buigt voorover, zijn vingers vinden het bord met stukjes cinnabon in één keer. Hij neemt een stukje in zijn mond en blijft voorover gebogen zitten.

“Ik heb veel gereisd. De wereld heeft zoveel moois te bieden. Reizen gaf mij inspiratie en energie. Het was ook een manier om te ontsnappen aan de sleur van altijd maar moeten werken. Iets wat me steeds meer ging tegenstaan, werken. Iedere dag domweg hetzelfde kunstje opvoeren. Ik noemde het al gauw je leven verknallen. Ik koos liever voor kwaliteit en leerde niet mijn ego maar mijn ziel te verwennen. En het mooie is dat daar bijna geen geld voor nodig is.  Zo vaak ik kon ging ik op pad. Maar déze plek, dít stukje wereld aan de warme oceaan heeft op mij altijd een hele bijzondere aantrekkingskracht gehad.”

“Er hangt iets magisch in deze lucht, Marcy. Een klein blauw bankje aan zee is mijn favoriete plekje. Ik heb er altijd graag gezeten. Ooit was hier een Portugese ontdekkingsreiziger – Ponce de Leon, honderden jaren geleden toen dit allemaal nog moeras was met cipressen en palmbomen – hij was er van overtuigd dat dit stukje wereld magische krachten bezit en uitstraalt. Hij claimde hier de bron van de eeuwige jeugd te hebben gevonden. Misschien was hij iets té enthousiast maar soms denk ik dat ik hetzelfde voel als dat meneer Leon ooit voelde wanneer ik aan het strand zit.

Helaas heb ik nooit genoeg geld gehad om bij het strand te gaan wonen maar ik kan er nog steeds af en toe heen met de bus. Voor mij is het al voldoende als ik de zee kan horen, de lucht kan voelen en te ruiken en de wind over m’n huid kan voelen stromen. Voor mij is dat puur geluk. Het strand hier is mijn absolute thuis.

“Wat mooi” zegt Marcy zachtjes. “Dat u daar zo intens van kan genieten.

Steve knikt en buigt iets voorover. Een zacht gekraak klinkt van onder zijn rug.
“Als je het leuk vindt, ik heb een verhaal voor kinderen bedacht. Zomaar, op een mooie dag aan het strand.”

Marcy kijkt Steve aan. Ze ziet een sprankeling in zijn ogen.
“Een kinderverhaal? Waar komt dat zo vandaan?” vraagt Marcy.

“Dat zit in mijn hoofd” antwoordt Steve en tikt met zijn wijsvinger tegen zijn slaap. Hij pakt nog een stukje cinnabon van het bord. “Ik denk dat het de kans kreeg om geboren te worden omdat ik niet meer kon zien. Mijn hoofd had geen afleiding meer. Klinkt wel logisch, vind ik zelf”

“Wat voor verhaal is het?”

“Over een muis en een kat” antwoordt Steve.
“Jaaa zeg” zegt Marcy luid. “We hebben zoveel kat en muis verhaaltjes. Tom en Jerry bijvoorbeeld.”

“Oh, maar dit is toch wel anders” zegt Steve “Deze muis en kat worden vriendjes. Niet zomaar vriendjes maar een groot voorbeeld voor anderen. Zij zien elkaar als gelijken, gebruiken hun verschillen om elkaar te versterken.

Marcy buigt iets voorover.
“Dat klinkt wel leuk en origineel, Steve. Vertel eens, hoe begint het verhaal?”

Steve laat zich in de luie stoel zakken en neemt een slokje koffie.

“Op een koude winteravond tippelt een nog jong grijs muisje met een hele lange dunne staart uit zijn warme holletje in de muur van de school.”

Zo begint Steve te vertellen. Zijn gezicht licht op en beweegt iets omlaag, alsof hij het holletje van de kleine grijze muis in de muur kan zien.

“Alle kinderen die overdag op school waren, zijn nu naar huis en liggen te slapen in hun warme bedjes. Voor de kleine grijze muis is dit het beste moment om op zoek te gaan naar eten. Het muisje woont nog niet zolang in de school. Hij woonde eerst in een groot huis een stukje verderop maar omdat dat huis ineens in elkaar viel moest hij een ander huis vinden.

Muisstil tippelt het muisje langs de muur richting het einde van de gang. Daar is de keuken van de school en ook een hele grote voorraadkast met daarin heel veel eten. Brood en kaas. Het is een flinke wandeling voor het kleine muisje door de lange gang. Wanneer hij bijna bij de keuken is hoort het muisje een vreemd geluid. Het klinkt als een motortje.

Voorzichtig, stap voor stap, tippelt het muisje verder door de gang, strak langs de muur. Het ronken van het motortje wordt luider. Het muisje komt bij het lokaal waar de kinderen overdag les krijgen. Het muisje kijkt om de hoek van de half openstaande deur. Hij schrikt en staat verstijfd stil. In de vensterbank van het lokaal ligt een grote lapjeskat te slapen. De muis ziet de oranje en witte haren op de ribbenkast van de kat langzaam op en neer gaan, zijn ogen zijn gesloten. Het muisje heeft geen keus, hij moet doorlopen als hij bij het eten in de keuken wil komen. Zijn kleine muis-buikje heeft al een paar dagen geen echt eten binnen gekregen. Alleen wat kruimeltjes die hij zag liggen op de vloer vlakbij zijn nieuwe holletje in de muur.

Het muisje zet één stap naar voren. Dan nog één. Zijn wipneusje snuffelt snel heen en weer, zonder geluid te maken. Hij kijkt naar de slapende kat. Die heeft niets in de gaten.

“Gelukkig” denkt het muisje en stapt voorzichtig langs de openstaande deur. Net voorbij de deur staat het muisje weer stil.
“Pfew” zegt het muisje zachtjes tegen zichzelf. “Dat was best even spannend”.

Wat het muisje niet weet is dat de kat hele goede oren heeft en zelfs in zijn slaap goed kan horen. De kat heeft zijn ogen geopend en kijkt naar de deur. Daar, net onder de deur door ziet de kat het uiteinde van het lange dunne staartje van de muis. Het staartje veegt een beetje heen en weer over de vloer.

De kat staat op, kijkt nog eens goed naar het bewegende dunne staartje en besluit er naar toe te gaan. “Hmm, een lekkere snack misschien?” denkt de kat.

Het muisje tippelt weer verder, nu iets sneller. Hij wil zo snel mogelijk bij het lokaal vandaan waar de kat ligt te ronken en bij het eten in de voorraadkast geraken. Zijn neus steekt hij een stukje omhoog.

“Kaas” mompelt het muisje. “Ik ruik de kaas”.

Hij wil nu nog sneller verder tippelen maar het muisje komt niet vooruit. Zijn muizenvoetjes bewegen snel en glijden over de vloer. Hij kijkt achterom en schrikt. De kat staat pal achter hem en heeft zijn gevlekte poot bovenop het staartje van de muis gezet.

“Mjammie” miauwt de kat. “Zomaar een makkelijke snack.”

Het muisje kan geen kant op. Zijn staart zit vast onder de grote harige poot van de kat. Het muisje is doodsbang.

”Kom op” zegt het muisje tegen zichzelf “Denk snel na, je bent slim genoeg om hier levend uit te komen”.

De kat slaat zijn andere poot naar voren maar het muisje is net snel genoeg om opzij te duiken. Zijn staart zit nog vast onder de poot van de kat. De kat beweegt zijn kop naar voren. Het muisje rent zo hard als hij kan maar zijn kleine smalle pootjes glijden zonder vooruit te komen over de gladde schoolvloer.

“Hey!” roept het muisje ineens luid naar de kat. “Dat is niet zo slim hè!”

“Miauw?” zegt de kat “Slim? Hoezo niet slim?”

Het muisje gaat op zijn achterpoten staan om meer indruk te maken, zijn tenen raken de puntjes van de lange gekleurde haren van de kattenpoot .
“Nou, Jij ziet er anders ook niet uit alsof je elke dag te eten krijg, of wel soms?’

“Nee, dat klopt” zegt de kat en wrijft over zijn buik “Daarom is het wel zo mooi dat ik jou nu heb gevangen. Je zult lekker smaken en kan ik straks weer heerlijk verder slapen, met een volle buik.”

“Volle buik?” piept het muisje nog luider. “Man, laat me niet lachen. Dat bedoel ik dus, je bent niet zo slim.”

“Wat loop je nou te bazelen” zegt de kat

De muis wijst naar zijn eigen buik.
“Zie je dit?” Geen vet en geen vlees. Als je mij op eet heb je over een uur weer honger. Maar als je slim bent laat je mij ook eten voor jou halen, dan heb je veel meer te eten dan alleen maar een mager jong muisje”. En trouwens, ik heb toch ook recht op een beetje leven?”

De kat moet lachen.
“Jij bent wel een slimmerik hè. Jij denkt dat ik hierin trap en je laat gaan. Ja daaag, zie ik je nooit meer terug. Weg lekkere snack”.

“Luister vriend” zegt het muisje “Ik woon hier maar pas, er is nergens in deze hele buurt een andere plek om te wonen dus ik ben niet van plan om weer te verkassen. Het is stervenskoud daar buiten. Ik vries meteen dood als ik wegga.”

“Hmmmiauw” zegt de kat “Daar zit wel iets in. Maar zeg mij eens, waar denk jij eten te kunnen halen?”

De muis draait zijn hoofd om en wijst met zijn voorpootje naar het eind van de gang.
“Daar.”

De kat kijkt op, naar het eind van de gang. Hij is daar zelf ook al een paar keer gaan kijken maar alle deuren zitten altijd helemaal dicht. Hij heeft het vaak geprobeerd maar kan geen manier vinden om binnen te komen.

“Oh nee” zegt de kat “Leuk bedacht maar die deuren zitten op slot. Gaat never nooit lukken”

De muis slaat zijn voorpootje voor zijn ogen.
“Wat een sufferd ben je ook, geen wonder dat je zo mager bent. Kijk eens goed naar mij. Ik ben veel kleiner dan jij, daardoor kan ik door kleine gaten in de muur. Ik kan naar binnen gaan en stukjes kaas en brood naar buiten brengen.”

“Hmm, en worst?” vraagt de kat

“Tuurlijk, ik knaag stukjes worst voor je en breng het naar buiten, dan heb jij een volle ronde buik. En het mooiste is, dat kunnen we iedere dag doen. Jij happy, ik happy.”

“Hmmmiauw” Jij bent inderdaad wel een slimmerik. Hoe heet je?”

Het muisje haalt zijn smalle schoudertjes op.
“Kweetniet, heb nooit een naam gekregen. Jij?”

De kat schudt zijn hoofd.
“Ik ook niet. Een kindje hier op school heeft me uit een vuilnisbak gered toen ik nog een stuk kleiner was en toen heeft ze me hier op school verstopt. Ik mag me nooit laten zien want dan maken de grote mensen me dood. Ik eet wat de kinderen weggooien of laten vallen en ‘s nachts slaap ik boven de verwarming bij het raam. Maar een naam? Nee, nooit gekregen.

Het muisje kijkt de kat goed aan.
“Je bent best wel groot en zo. Als ik je nou eens Biggens noem? Van groot, Big, weet je wel. Biggens de kat. Stoere naam wel, vindt je niet?.”

De kat glundert.
“Biggens. Hmmmiauw. Dat vind ik wel wat. Ga jij me dan altijd Biggens noemen?
“Tuurlijk. Biggens, m’n grote kattenvriend.”

De lach op het gezicht van de kat is nu nog breder, zijn vlijmscherpe snijtanden glinsteren in het halfduister van de gang.

“Dan noem ik jou Smarts” zegt de kat .” Omdat je zo slim bent, van Smart, weet je wel”

Het muisje knikt instemmend.
“Kan ik wel mee leven. Is een deal. Enne, dan mag je nu wel die grote harige Biggens-poot van m’n staart af halen. Dan ik wat te bikken voor ons gaan halen.”

“Oh ja, natuurlijk”

Snel trekt Biggens zijn kattenpoot van het lange staartje van Smarts weg.

“Kom” zegt Smarts. “Op naar de keuken, het is dinnertime”!

Steve stopt met vertellen en neemt een slokje van zijn koffie.

“Dus…zo zou het verhaal beginnen, ongeveer” zegt Steve een beetje aarzelend en kijkt omlaag.
Marcy staat op, loopt om de tafel heen en hurkt bij Steve neer.

“Dit is het mooiste muis en kat verhaal dat ik ooit gehoord heb, Steve! De kinderen in mijn klas zouden het geweldig vinden als ik ze dit verhaal zou vertellen. De kinderen zouden aan mijn lippen hangen.”

Steve glundert. Zijn oude lichaam veert op, zijn azuurblauwe ogen stralen.
“Meen je dat? Ik bedoel, zou je dit aan je kinderen op school willen vertellen?”

“Als dat mag?” vraagt Marcy

“Ja natuurlijk mag dat” zegt Steve “Ik zou het zelfs een hele eer vinden. Maar dit is nog maar het begin hoor. Smarts en Biggens beleven donders veel interessante avonturen. Ze worden door hun avonturen uiteindelijk zelfs de helden van de stad omdat ze alle kattenbendes en de muizen, maar ook de ratten, met elkaar vrede laten sluiten. Ze leren wat respect is en dat anders zijn juist heel goed is en dat samenwerken voor iedereen voordeel oplevert.”

“Steve, als je wil kom ik morgen weer en dan vertel jij me de volgende avonturen van Smart en Biggens. Ik neem het op zodat ik het na kan luisteren en ga thuis de verhalen opschrijven. Vindt je dat goed?”

“Dat vind ik heel goed, Marcy.” antwoordt Steve. “Heb ik iets om naar uit te kijken. En het idee dat er straks een klas kinderen naar mijn verhalen van Smarts en Biggens gaan luisteren geeft me nu al een warm gevoel.

Die week en de weken erna komt Marcy zo vaak als zij kan na het werk bij Steve langs om zijn mooie verhalen op te nemen. Steve kijkt ’s morgens al uit naar de komst van Marcy maar in de lounge spreken ze nooit over de verhalen van Steve. Ze hebben afgesproken dat in het verzorgingshuis dit hun bijzondere geheim is. Thuis luistert Marcy naar de opnames die ze thuis met Steve gemaakt heeft en schrijft elk verhaal dat Steve zo boeiend kan vertellen exact zo op als dat hij het vertelt. Zo blijven het zijn verhalen.

Op een milde oktobermorgen zit Steve op een bankje in de tuin van het verzorgingshuis. Met zijn ogen gesloten geniet hij van de warme zonnestralen in zijn gezicht. Marcy heeft een hele serie aan verhalen thuis opgeschreven en vandaag zou ze alle verhalen in een gebonden map aan Steve geven, zo heeft ze beloofd.

Steve hoort in de verte het geluid van een grote auto. De auto komt dichterbij en stopt vlak voor hem. Hij hoort het slaan van deuren en er klinken verschillende onbekende stemmen.

“Goedemorgen, Steve”

Het is de vertrouwde stem van Marcy.

“Goedemorgen Marcy. zegt Steve, heft zijn rechterhand en zwaait. Heb je de verhalen bij je?”

Marcy gaat zonder iets te zeggen naast hem zitten en legt voorzichtig een gebonden boek in zijn handen.

“Wat is dit?” vraagt Steve

“Lees het maar” zegt Marcy zachtjes “Met je handen. De letters zijn in reliëf gedrukt op de kaft”

Steve blijft stil zitten met in zijn linkerhand het boek dat Marcy zojuist in zijn handen schoof. Dan beweegt zijn rechterhand langzaam over de reliëf letters op de kaft van het boek. Letter voor letter, van links naar rechts, van boven naar beneden. Steve spreekt in zijn eigen rustige tempo uit wat hij met zijn hand kan ontcijferen.

“ De..avon..turen…van..Smarts…en..Big..gens. Door St..eve…Ker..sen…tu….in.

Steve draait zijn hoofd naar rechts waar Marcy zit. Op zijn gezicht is een brede glimlach zichtbaar. Zijn azuurblauwe ogen weerkaatsen de ochtendzon en zijn netjes gekamde witte haren lijken te stralen als ijskristallen.

“Heb je er speciaal voor mij een mooi boek van laten maken?”

Marcy’s ogen stralen ook.
“Ik heb meer gedaan, Steve” zegt Marcy. Ik heb de verhalen aan andere leraren laten lezen en voordat ik het wist kreeg ik overal uit de stad verzoeken voor grote aantallen van de verzamelde verhalen. En daar blijft het niet bij. Ook in andere staten willen scholen de boeken hebben voor hun kinderen. Steve, je verhalen zijn een groot succes. Ze gaan als warme broodjes over de toonbank. Door het hele land. Met honderdduizenden tegelijk en iedere dag krijgen we nieuwe bestellingen. Ook boekhandels nemen je boek op in hun assortimenten”.

“Wat?” vraagt Steve verbaasd. “Meen je dat echt? Vinden ze mijn verhalen van Smart en Biggens echt zo leuk?”

“Echt waar Steve”

Steve beweegt zijn hand over zijn boek. Hij kijkt naar Marcy.
“Ik weet niet goed wat ik moet zeggen. Maar het is geweldig. Toch?”

“Ja, Steve. Het is zelfs meer dan geweldig. In het hele land zullen kinderen jouw verhalen van Smart en Biggens verslinden en nooit meer vergeten. Je laat iets heel moois achter. Iets puurs, van jezelf.”

Steve zegt even niets. Hij denkt na, de glimlach op zijn gezicht ebt iets weg.
“Wordt daar nog geld mee verdient?” vraagt Steve. “Niet dat ik het op mijn leeftijd nodig heb maar…, zoveel boeken!”

“Dat is de tweede verrassing die ik voor je heb. zegt Marcy. Hoe zou je het vinden om dicht bij het strand te wonen, met je eigen privé verzorgster?”

De lach keert terug op het gezicht van Steve.
“Dat is stiekem iets wat ik altijd al graag wilde. Kan dat?”

Marcy streelt Steve langs zijn nek.
“En elke week laten we de kapper komen, in je eigen huis. Elke dag kun je bij de zee gaan zitten. Je kunt zelfs de zee vanuit je slaapkamer horen.”

De ooghoeken van Steve worden vochtiger, hij legt zijn hand op de knie van Marcy.

“Als ik nog maar één dag te leven zou hebben” zegt Steve met enige trilling in zijn stem. “Dan zou ik dat willen. En verse koffie van jou”

Marcy moet lachen, ook bij haar verschijnen tranen in haar ogen.
“Ja, Steve. Elke dag krijg jij koffie. Maar je moet me beloven ook voor mij koffie te maken af en toe. En als je een nieuw verhaal hebt bedacht, dan schrijven we dat samen op.”

“Deal” zegt Steve.

“Maar we zijn er nog niet” zegt Marcy.

“Oh nee?” vraagt Steve “Toch geen addertje onder het gras hè”

“Geen addertje” zegt Marcy.”Je komt op het avondnieuws, als je dat wil. Als je niet wil dan sturen we het nieuwsteam weer gewoon weg”.

“Het nieuws?” Is dat wat ik de hele tijd een stukje voor ons op het grasveldje hoorde? Ik hoor stemmen en het klikken van metaal”

“Als je het leuk vindt dan komen ze je een paar vragen stellen over de avonturen van Smarts en Biggens” zegt Marcy “Dat willen ze vanavond op het nieuws uitzenden. En bij het jeugdjournaal.

“Ja tuurlijk” zegt Steve lachend. Heeft dat rotjong van een Fritz eens een keer echt iets om naar te kijken op tv”.

Samen moeten ze hier hartelijk om lachen. Marcy wenkt naar het nieuwsteam dat ze mogen komen.

“Ze komen nu naar ons toe lopen. Laat me even naar je kijken”
Marcy veegt met haar hand langs het haar en het gladgeschoren gezicht van Steve. Je ziet er knap uit met je mooie scheiding en je witte overhemd. Je zal vast veel fans gaan krijgen en je weet het hè, in dit stukje wereld wonen heel veel oudere vrijgezellen. En nog fit ook. ”

Steve glimlacht en streelt nog eens over de knie van Marcy.

“Wat is dit een mooie kers op een hele ouwe Steve- taart. zegt Steve “Dankjewel, Marcy. Ontzettend bedankt”

“Jij bedankt, lieve Steve.

 

Geschreven door Arjan Eikelenboom  – 5 september 2015

Copyright: Arjan Eikelenboom

Advertisement

1 Comment

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s